Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

WERKEN ZOLANG HET LICHT WAS (B15)

WERKEN ZOLANG HET LICHT WAS (B15)

DEEL 2

Dini Hiddink-Dijkman
Vrienden van de streektaal veur Lochem en umgeving 1986

Vier jaar vóór het verschijnen van dit boekje publiceerde Dini Hiddink-Dijkman “Werken zolang het licht was” waarin 40 intervieuws waren verzameld met zo’n veertig inwoners van de gemeente Lochem die vertelden hoe zij geleefd en gewerkt hebben. Naar aanleiding van het succes van die uitgave volgde een deel 2 waarin 31 mensen aan het woord komen. Ze vertellen over een tijd die nu zo’n honderd jaar achter ons ligt. Een tijd waarin de sociale vangnetten van tegenwoordig nog niet bestonden. Hieronder staan een paar van de geïnterviewden.

Berend Jan Altena (geb. 1912) verhaalt hoe hij dagelijks een uur moest lopen om op school te komen en uiteraard ’s middags weer een uur om thuis te komen. Hoe dichter hij dan bij school kwam, hoe meer kinderen zich aansloten. De kinderen liepen op klompen. Als onderweg de kap van je klomp brak (het gedeelte boven de wreef) ging je bij mevrouw Kelholt aan op boerderij “De Vlo”. Die sloeg er dan een blikken bandje overheen zodat je weer verder kon lopen. De volgende morgen moest je haar dan wel weer een nieuw bandje terugbrengen. Langs de Zutphense weg waren nogal wat café’s, waaronder ook een café dat geen vergunning had om sterke drank te schenken. Maar daar was wat op gevonden. Klanten betaalden een dubbeltje voor hun zitplaats en kregen dan een gratis borrel. Zo kan ’t ook. Groenteboeren die op weg naar Zutphen waren stapten onderweg af bij een café om het paard te laten vreten en ze dronken dan zelf een borreltje. De paarden konden de weg naar de markt wel dromen. En zo gebeurde het een keer dat het paard met de groentekar al in Zutphen was terwijl de groenteboer nog in ’t café zat!
Soms lieten mensen expres het hek van hun moestuin open staan om een haas of konijn te lokken. Dat kon dan een stukje extra vlees opleveren.

Johan Fleming (geb. 1911) werd leerling smid. Hij leerde ook paarden beslaan (dus van hoefijzers voorzien). Eerst moesten de oude ijzers er afgehaald worden met de hoefijzertang. Daarna moest de kale hoef in de juiste vorm gebracht worden: het bekappen. De nieuwe hoefijzers werden in het vuur roodgloeiend gemaakt en dan tegen de hoef aangedrukt. De vorm van het ijzer brandde dan in de hoef in. Daarna moesten de hoefnagels erin geslagen worden om het ijzer vast te zetten. Ze werden er schuin ingeslagen zodat ze door de bovenhoef weer naar buiten kwamen. Het stuk wat eruit kwam werd dan afgeknipt en bijgevijld. Omdat de meeste paarden op de buitenkant van de voet lopen slijten de hoefijzers daar het meest. Soms konden de linker en rechter hoefijzers daarom verwisseld worden, dat had je geen nieuwe ijzers nodig. Het was zwaar werk. Rondom beslaan was 1½ uur werk en kostte 15 gulden. Alleen achter beslaan was een ½ uur werk en kostte 7½ gulden. Het verleggen van ijzers (van links naar rechts) kostte 4½ gulden.

De vader van Albert Jansen (geb. 1910) was kleermaker. En hij verwachtte van zijn zoon dat deze hem op zou volgen. Maar, tot ongenoegen van zijn vader, Albert wilde niet. Hij wilde bakker worden. Hij werd bakkersknecht bij Jan Ligtendahl in Lochem. Vader Jansen vond dat Albert (als kind van zo’n 14 jaar) dan ook maar meteen het huis uit moest, wat aanvankelijk nogal tegen viel. Om vier uur ’s ochtends moest hij opstaan om te helpen in de bakkerij. Daarna moest overal brood bezorgd worden. En dat leverde dus 1 gulden per week op. In die tijd waren er 21(!) bakkers in Lochem. Soms was je met 7 bakkersknechten tegelijk in één straat aan het bezorgen. Na 1½ jaar verhuisde Albert naar Dieks Kuiper in Laren. Hij had een bakkerij en een boerderij. Ook hier was het om 4 uur opstaan om in de bakkerij te helpen en daarna op de boerderij. Hij had geen horloge maar als in de verte de tram voorbij kwam wist ie dat ie thuis moest komen om brood te bezorgen (op de fiets). Na 10 jaar als bakkersknecht gewerkt te hebben ontmoette Albert zijn latere vrouw. Er werd getrouwd en hij begon een eigen bakkerij in Barchem. Er werd wittebrood gebakken maar nog veel meer roggebrood. Gebak werd bijna niet gemaakt, daar hadden de mensen het geld niet voor. De mensen haalden de broden vaak in een geblokte theedoek op. Daar werden de broden zò ingeknoopt dat je ze aan het stuur van de fiets kon hangen.

Hentje Kluivers-Sluizeman kwam op 24 november 1899 ter wereld in Olst. Ze had twee zusters en een broer. Vader werkte op de gasfabriek in Deventer. Na de lagere school ging ze (als 11-jarige) naar de Vrouwen-arbeidsschool (soort huishoudschool) in Deventer. Maar daar vond ze niets aan. Als 12-jarige werd ze dienstmeid bij Nieuwbroek in de Menstraat. Toen ze werd aangenomen werd tegen haar gezegd: “Als de politie komt informeren naar je leeftijd, dan ben je 13, begrepen?”. Want je mocht pas werken als je 13 was. Er werden schoenen, zemen en sponsen enz. verkocht. Vrijdags, met marktdag, werd de winkel uitgepakt. Dan werden er stoelen en banken in gezet en we verkochten koffie met koek. Toen de winkeljuffrouw wegging kwam er geen andere; mevrouw deed voortaan de winkel en ik de huishouding met 3 kleine kinderen. Ik was toen pas 13 jaar. Volgens stadsreglement moesten in Deventer vóór 8 uur ’s morgens de matten geklopt zijn. Dus iedereen was al voor die tijd met de matten bezig. Dat was me een geklop zo voor 8 uur! Toen ik 17 jaar was verhuurde ik me als dienstbode bij bakker Postel in Barchem. Daar vlakbij stond het tolhuisje waar Jenneke Koelink woonde en tol hief. Als de kooplui met de biggen naar de markt in Ruurlo waren geweest, dronken ze vaak een goeie borrel bij Bosch in Barchem en probeerden dan later zonder te betalen langs de tol te komen en Jenneke stond dan met opgeheven armen te zwaaien en te schreeuwen. Ik verdiende er 60 gulden per jaar. In die tijd kreeg ik verkering met Jan Kluivers uit Barchem; hij was schilder in de zaak van zijn vader. Ik wilde meer verdienen en werd dienstmeid bij een rustend arts aan de Nieuwe Weg in Lochem. ’t Was een deftig gezin: meneer tenniste met zijn dochter in de tuin en ik werd gewaarschuwd met een belletje, als ik vanuit de keuken moest opdraven. Het waren aardige mensen bij wie ik meteen al 90 gulden in ’t jaar verdiende. Ik ben er vijf jaar geweest, verdiende inmiddels f 105,- , maar omdat andere dienstmeiden aan de Nieuwe Weg meer hadden, wilde ik er toch weg. Toen mevrouw mij dan ook op Nieuwjaarsmorgen de zogenaamde “goospenning” (godspenning) overhandigde (dat was f 5,- en was een teken dat je ook het volgend jaar voor hetzelfde loon kon blijven) vroeg ik, opgejut door anderen, verhoging: f 135,- per jaar. Mevrouw bleef heel lang weg voor overleg en kwam toen vertellen dat het goed was. In 1924 trouwde Hentje met haar Jan en stopte ze met haar werk als dienstbode.

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Hans Erkamp

Geplaatst op

18-08-2019

Over dit verhaal

Hoe mensen in Lochem 100 geleden werkten.

Geef uw waardering

Er is 2 keer gestemd.

Social Media

Tags

Vroeger Werken

Reacties op ‘WERKEN ZOLANG HET LICHT WAS (B15)’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd