Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Het mannenparadijs

Bij het opruimen van de zolder van oudtante Aal te Hellevoetsluis, die onlangs op de gezegende leeftijd honderd en zes jaar van ons is heengegaan, troffen wij een brief aan die in 1939 in Brits-Indië op de post was gedaan. Merkwaardig genoeg was die brief, zo leek het althans, door mijn oudtante nooit geopend. Hoe dan ook de brief was hier terecht gekomen en waren welzeker benieuwd naar de inhoud.
Aldus wij nieuwsgierig en brutaal openden de brief. Het handschrift was buitengewoon houterig alsof de schrijver amper schrijven kon. Enfin, wat wij in die brief, met grote moeite, te lezen kregen was wel het meest bizarre verhaal dat kan bestaan. Wij zijn er daarom van overtuigd dat het relaas op ware gebeurtenissen moet zijn gebaseerd want zoiets onvoorstelbaars kan een mens niet bedenken.
Ik geef de inhoud zo volledig mogelijk weer maar de slechte inkt op het vergeelde papier was bijna onleesbaar en veel woorden waren vaak maar half geschreven, het leek nog het meest op een aanprijzing van landbouwproducten in een streek met half analfabetische boeren. Daarom geef ik hier de tekst zoals ik denk dat hij had moeten zijn. Ook de spelling heb ik maar aangepast want er is nauwelijks sprake van echte zinnen, U kunt het beschouwen als een interpretatie of reconstructie maar U moet van mij aannemen dat ik niets wezenlijks heb toegevoegd of veranderd.
Enfin, zie hier de tekst.

Het Dal der vrouwen, 1935.
Aan mijn allerliefste vrouw Alette

Lieve Alette

Als je deze brief ooit te lezen krijgt, weet dan dat ik niet meer de man ben die je gekend hebt en berust er in mij nooit meer te zullen zien want waar ik nu ben zal ik de rest van mijn leven moeten blijven. Het kost mij grote moeite de pen te hanteren, het is moeilijk voor te stellen maar mijn eigen pen is te zwaar en te groot voor mij.
Ik zal mijn wederwaardigheden zo kort mogelijk moeten beschrijven want reeds nu moet ik rust nemen.

December 1934. Wij arriveerden in Dacca, de zeereis verliep voorspoedig en zonder bijzonderheden, alleen een vreemde vis die wij vingen met een lange lijn ’s nachts midden op de Indische Oceaan niet ver van Mauritius, zal je misschien interesseren.
Het was een monsterachtig, leerachtig creatuur met een afzichtelijke bek vol naaldscherpe tanden en een soort draderige sik en een vreemd aanhangsel tussen de ogen, niet meer dan twintig centimeter lang maar toch een nachtmerrie om te zien. En aan het vissenlijf hingen een soort parasieten, het leken visjes die zich vastgebeten hadden en daarna vergroeid waren met hun slachtoffer.
Ik zou je dit niet verteld hebben als ik nu niet zou hebben begrepen wat het waren, die parasieten, het waren de mannetjes van de monstervis.
Wij kwamen aan in de baai van Bengalen in de haven van Maijdee. Ik sla nu veel over, ik zal alleen over Tibet vertellen.
We volgden de Bramaputra stroomopwaarts en kwamen, na ongeveer drie maanden, in de hoofdstad Lhasa aan. Daar overnachtten wij bij gelegenheid in een oud klein klooster, niet in het grote klooster van de Dalai lama dat daar het grootste gebouw is en prachtig tegen een helling ligt. Maar wij werden daar gastvrij ontvangen en een oude Lama werd ons als onze speciale gastheer toegewezen.
Op een avond, vertelden deze oude man ons een verhaal, het ging over het dal der vrouwen. Ver in het noorden zou een dal in de bergen verborgen liggen waar alleen vrouwen woonden, hij verzekerde ons dat er werkelijk alleen vrouwen leefden mooie grote vrouwen en hun kinderen.
Maar de jongens werden, als zij twaalf jaar oud waren, door hun moeders verstoten en uit het dal verjaagd. De oude monnik, zo beweerde hij, was één van hen, hij had geluk gehad want velen van zijn lotgenoten overleefden niet lang in de wildernis van het omringende gebergte.
Maar vanaf dat moment nam ik mij voor dat dal te gaan zoeken, mijn tochtgenoten zijn, zoals je weet naar Tibet gekomen om de Boeddhistische cultuur te bestuderen en zijn daarom in het klooster gebleven. Ik beloofde hen voor de winter terug te zijn en om met hen het volgende jaar gezamenlijk verder te kunnen trekken. De monnik zei dat het dal niet verder dan vijftig dagreizen naar het noorden lag, dus het leek binnen de gestelde tijd goed mogelijk zo een reis te maken.
De volgende dag reeds vertrok ik met alleen een jonge monnik als gids, hij was blij een tijd buiten het klooster te kunnen doorbrengen. We trokken drie week over de hoogvlakte van Tibet en daalden toen af in een rivierdal dat naar het noorden liep. Na weer ongeveer een week wees mijn gids naar een kloof tussen twee bergen en zei mij dat ik daarachter het dal zou aantreffen en hij nam afscheid.
Er liep een min of meer begaanbaar pad de goede kant op en zonder grote moeilijkheden bereikte ik het hoogste punt van de pas maar toen kwam ik voor keuze te staan, voor mij strekte zich een wildernis uit, waar uit in de verte bergen oprezen met drie ongeveer even hoge doorgangen. Ik besloot daar te wachten tot ik een teken zou zien achter welke pas mijn doel zou kunnen liggen.
Mijn wachten werd beloont want, waarschijnlijk door de rook van mijn vuur aangetrokken, kwam na één dag al een jongentje uit de woestenij te voorschijn, brood mager en over zijn hele lichaam was zijn huid door doorns tot bloedens toe verwond.
Ik wist zijn vertouwen te winnen, ik gaf hem te eten en verzorgde zo goed als het ging zijn wonden, en met gebaren en veel geduld wist ik van hem te weten te komen welke richting ik moest gaan. Als wederdienst heb ik de jongen de weg gewezen naar de kloosters van Tibet.
Wij namen afscheid van elkaar en dankzij mijn betere uitrusting kwam ik met minder kleerscheuren door het woeste dal en beklom ik de juiste kloof. Deze was veel steiler en moeilijker begaanbaar en ook trof ik daar onderweg meerdere skeletten aan van waarschijnlijk minder fortuinlijke voorgangers van de jongen die ik had ontmoet.
Maar weer bereikte ik het hoogste punt van een bergpas en weer opende zich een dal voor mij maar nu zag ik ook her en der rookkolommen omhoog kringelen in de blauw nevelige lucht boven de grote laagvlakte.
Na enkele dagmarsen kwam ik bij de eerste nederzetting en werd daar met grote verbazing maar ook met grote opwinding ontvangen en het waren werkelijk vrouwen, mooie grote vrouwen. Ze lachten en bekeken mij alsof ze mij keurden.
Het leek alsof het een soort ritueel betrof dat vaker voorkwam, alles ging zonder veel onnodige plichtplegingen. Ik kreeg te eten, vervolgens werd ik in de gelegenheid gesteld mij te wassen, het leek allemaal erg discreet maar toch voelde ik mij bespied in iets wat een washuis moest zijn. Toen ik mijn kleren weer wilde pakken, bleken die verdwenen en in plaats daarvan lag er een mooie rijk borduurde mantel die ik noodgedwongen aantrok. De mantel was wel erg kort voor mijn lengte maar ik deed het er maar mee.
De dagen daarna werd ik als een prins behandeld en wat mij opviel was dat de mantel mij steeds beter paste, hij werd me zelfs te groot. Ik dacht dat zij misschien iedere nacht een andere mantel neerhingen op de plaats waar ik de vorige voor de nacht had opgehangen. Maar merkwaardig genoeg kreeg ik toen de mantel werkelijk te groot werd een nieuwe aangereikt.
En op die dag kwamen andere vrouwen mijn begroeten en weer keuren, zo leek het althans en zij namen mij mee. De vrouwen waren nog groter dan de vorige maar dat leek maar zo, ik was het die kromp, besefte ik toen tot mijn schrik. Eerst raakte ik daardoor in paniek maar de vrouwen wisten mij te kalmeren.
Maar nu ben ik, nu ik dit schrijf niet langer dan hooguit dertig centimeter, alleen mijn geslacht is niet gekrompen.
Het is me allemaal uitgelegd door een Duitser die hier al jaren woont en niet groter is dan twintig centimeter, zijn geschiedenis lijkt erg op mijn lot, slachtoffers van de hang naar het onbekende.
Ik zag hem voor het eerst toen een van de vrouwen hem uit een draagdoek haalde die sommige vrouwen hier voor hun kruis dragen en hem naast mij op tafel zette.
De Duitser vertelde mij dat hij die vrouw moest bevruchten en als zij zwanger raakte dan werd hij overgegeven aan een andere vrouw, ‘zo gaat dat hier’, zei hij en ‘ik moet nog wat krimpen’.
De ander mannetjes hier zijn allemaal autochtonen, het zijn jongens die het leven in de wildernis hebben overleefd. Het overleven is een soort selectieproef en dit is dan hun volwassen leven.
Ik ben nu bij mijn eerste ‘vrouw’ en ik heb inmiddels wat van de taal geleerd en ik heb het voor elkaar gekregen dat ik mijn pen kon krijgen. Ik zit nu op mijn knieën op deze brief en ik word af en toe als een kat geaaid door mijn ‘vrouw’. Ze heeft mij beloofd deze brief aan een jongen mee te geven die binnenkort wordt verdreven. Ik heb haar verteld hoe de jongen moet lopen om bij het klooster van mijn reisgenoten te komen. Als het lukt dan lees je misschien ooit deze brief.
Liefste vergeef mij, ik ben niet meer dan een geslacht voor verre vrouwen in de bergen, vergeef me
Lieve Alette, ik hou van je, vergeef mij , vergeet mij
Jan Jacob


De Bramaputra

Diep valt de mens van alle nachten, slaapt in
opent zich een wereld, het leven toebereid.
Er zweeft wier op de zwarte hellestrijd,
de grens van het eeuwig duister hersenspin.

Reist een vis op de Bramaputra, zwanger
om geofferd te worden aan de gieren
en barensnood op vleugels hoog te vieren.
Waant de geest zich vrij en vreest niet langer.

(Tussen de lakens kwijlt de mondhoek rustig
de sloop nat.) Fluistert de wind door het dal
de slaapdoden luisteren, wachten overal
op …, laat maar, het licht, alles is toekomstig.

Guido van Geel

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

14-12-2014

Over dit verhaal

'Hij liegt alsof het gedrukt staat', zei de lezer en kon het handschrift niet lezen.

Geef uw waardering

Er is 6 keer gestemd.

Social Media

Tags

Guidovangeel Shangri-la Tibet

Reacties op ‘Het mannenparadijs’

  • Hoe kom je op het idee. Leuk verhaal. Bedankt

    Marian van Bakel - 29-05-2015 om 16:44

  • Bedankt voor de reactie, het is gewoon fantasie. Lees eens de verhalen van J.J.Slauerhoff.

    guido van geel - 02-06-2015 om 22:31

  • "Gewoon fantasie" zei de schrijver. Mag ik eens in je hoofd komen wonen? Ik denk dat je 'nee' zult zeggen, er is geen plaats over daar.

    Irene O. - 16-04-2016 om 21:54

  • 'Er woont een vrouw in mijn hoofd', zei de schrijver en hoopte dat zij niet in alle kastjes keek.

    guido van geel - 17-04-2016 om 16:23

  • Ik heb het weer een keer gelezen. Jammer dat ik niet vaker stemmen kan. Zo, dus jij hebt ook kastjes in je hoofd. Ook met labeltjes, zoals ik?

    Irene O. - 04-05-2016 om 15:02

  • Als ze labeltjes hebben dan mag je er bij mij gerust in kijken, maar in verborgen laatjes in kastjes waar niets op staat?! 'Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten', zei Kloos en dat wil ik niet beweren.

    guido van geel - 04-05-2016 om 18:57

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd