Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

De andere ik

Er huilt een baby.
Versuft wordt ik wakker en knipper met mijn ogen.
Mijn baby. In een ruk zit ik overeind en luister nog eens. Naast Davids zware, slapende ademhaling hoor ik het duidelijk. Hij is buiten!
Mijn hart maakt een sprongetje en ik werp mezelf het bed uit. Buiten? Hoe komt hij nou buiten?
Met twee, drie treden tegelijk storm ik de trap af en rits mijn sleutels van het haakje. Dan moet hij vast in de schuur liggen, in de wandelwagen waar ik hem vanmiddag na een wandeling in heb laten liggen. Ben ik hem vergeten?
Hij lag vast te slapen en ik wilde hem niet wakker maken. In de schuur staat hij droog en ik weet haast zeker dat ik hem goed heb ingepakt.
Zenuwachtig draai ik de sleutel een paar keer om en de achterdeur springt van het slot.
De kou slaat om me heen zodra de deur open gaat. Verschrikt deins ik terug naar binnen als mijn blote voeten de ijskoude tegels raken. Terug op het warme hout lijken ze te branden.
Ik haast me naar de gang. Mijn schoenen staan voor het schoenenkastje. Al stampend trek ik ze aan en gooi de eerste jas die ik zie om me heen terwijl ik alweer terug loop naar de achterdeur.
Er is geen tijd te verliezen. Hij moet er al uren staan. Honger, de kou, mijn arme baby.
Mijn adem maakt kleine korte wolkjes als ik door onze donkere tuin ren. De koude lucht veroorzaakt een ongemakkelijke pijn aan m`n keel en longen. Licht hijgend kom ik aan bij de schuur maar het babygehuil klinkt niet luider. Het lijkt wel van verder weg te komen.
Voor de zekerheid leg ik mijn oor tegen het koude glas en luister gespannen. Nee, daar binnen is hij niet. Op de oprit dan? Dan heb ik hem vast onder het afdakje neergezet zodat hij niet nat zou worden als het regent. Dit geloof je toch niet. Hoe kan ik hem nou vergeten zijn? Waarom heeft David dan ook niks gezegd toen hij thuis kwam?
Mijn voetstappen klinken hol en luid als ik de over de oprit loop. Het lampje dat aan de garage zit knipt aan en abrupt blijf ik als bevroren staan. Er staat geen wandelwagen onder het afdakje. Schichtig kijk ik om me heen, hij staat hier nergens.
Ik luister weer gespannen. Mijn baby krijst, paniekerig nu, zijn ademhaling stokt zo nu en dan. Arm ding. Waar heb ik je gelaten?
Mijn hart bonkt heftig op en neer in mijn borstkas. De gure wind waait in mijn jas die ik maar half heb dichtgedaan en de rillingen voeren over mijn hele lichaam. De bomen naast ons huis wiegen hun takken heen en weer. Het bos.
Natuurlijk ik ben gaan wandelen in het bos en…Ik heb hem achtergelaten… ?
Ik loop langs onze schutting het bos in.
Wat ben ik voor een moeder? Ik kon hem toch naar iemand brengen?
Het is veel te donker in het bos en ik struikel over een boomstronk. Een mix van verdriet, angst en woede overvalt me. Snikkend blijf ik zitten op de bevroren bladeren.
In een waas zie ik hem voor me, huilend, krijsend. Wat ik ook deed hij wilde maar niet ophouden. Daarom ging ik natuurlijk ook wandelen. Hij wilde niet gaan slapen terwijl hij van de buitenlucht altijd juist zo moe werd. Ik weet het zeker, ik heb hem achtergelaten in het bos. En nu heb ik spijt. Zoveel spijt.
Het gehuil weer. Zwak maar dichterbij nu.
Ik veer overeind. In een paar seconden ben ik weer alert en herpak mijn missie.
De koude tranen op mijn wangen veeg ik weg en loop gehaast verder richting het geluid. Het gehuil klinkt zwak, alsof hij me roept met zijn laatste krachten.
Het is zo donker, hoe kan ik hem ooit zo vinden?
Ik strompel langs de bomen. De takken schrapen langs me heen, sommige raken mijn gezicht en de pijn is scherp.
En dan is het weer stil. Ik blijf enkele minuten staan en tuur in het donker. Het blijft stil.
En nu?
Een zaklamp. Ik moet een zaklamp hebben, met licht vind ik hem wel.
Ik schiet terug naar het pad dat leid naar ons huis, dat verassend dichterbij is dan ik had verwacht.
De poort achter is op slot en ik zoek naar de sleutels in de jas. Ik vind papiertjes en wat hondensnoepjes maar geen sleutelbos. Die zit natuurlijk nog op de achterdeur. Stom.
Via de oprit ren ik weer terug.

De achterdeur staat nog open en de woonkamer voelt koud en kil.
Als een inbreker doorzoek ik de kast achter de eettafel. Hier moeten ergens zaklampen liggen. Terwijl ik alle papieren, kabeltjes en andere rommel de kast uit gooi gaat de lamp aan.
‘Anna?’ vraagt David slaperig en verbaast achter me. Wat doe je?’
Ik schrik van zijn stem en het licht en draai mijn hoofd naar hem toe.
David wrijft in zijn ogen en komt blindelings langzaam naar me toe gelopen.
‘Waar zijn de zaklampen?! roep ik hees van paniek en kou. Ik wil eigenlijk niet eens wachten op zijn antwoord en plunder de kast onverstoorbaar verder. Hier moeten ze toch zijn?
‘Waarom?’ vraagt hij met zware stem.
‘Hij is buiten in het bos. Mijn baby, ik heb hem achtergelaten. Hij bleef maar huilen en ik…ik…Het spijt me zo,’ prevel ik haast snikkend. Ik haal een hand door mijn lange haar om mijn gezicht ruimte en frisse lucht te geven. Ik kan mijn emoties niet de overhand geven, niet nu.
David staat naast me. ‘Anna, stop nou even. Waar heb je het over?’
‘Zaklamp! Schreeuw ik hem mismoedig toe
‘In de la,’ antwoord David luid en twijfelend.
Ik ruk de la open. Tot mijn opluchting zie ik meteen liggen. Ik pak de grootste op en controleer of deze het doet.
‘Je hebt bloed op je gezicht,’ zegt hij geschokt. ‘En je hebt modder aan je broek… Wat heb je gedaan?’
David reikt met zijn hand naar mijn gezicht maar ik trek mijn hoofd weg. ‘Ik moet hem zoeken’, snauw ik. Waarom luistert hij niet me?
De grote zaklamp doet het niet en ik vind een kleine maar felle lamp en ik ren weer terug naar buiten. Halverwege de tuin schieten de sleutels door me heen. Verdomme, die zitten nog aan de deur.
David heeft de deur alweer open en met de klink in zijn hand kijkt hij me verbaast aan. ‘ Kom binnen gek, het is ijskoud buiten’.
‘De sleutels’, antwoord ik hem al schuddend met mijn hoofd en ruk ze uit het slot en ren de tuin weer in.
‘Anna! roept David verontwaardigd achter me.
Terwijl ik de poort open maak luister ik gespannen naar een enkel geluid van mijn baby. Het is stil, akelig stil.
Angst en verdriet overspoelen me weer. Bibberend van ongenoegen, of is het de kou, knip ik de zaklamp aan en haast me het bos in. Ik zie mezelf al met zijn koude, verkleumde lijfje tegen me aan terug naar het huis lopen. Een warme douche en lichaamswarmte, dan bekomt hij wel weer. David moet ondertussen de ambulance maar bellen.
Ik schijn het licht alle kanten in en loop in de richting waar ik hem voor het laatst hoorde. Denk Anna, welke route loop je altijd? Ik zoek wanhopig naar herkenningspunten maar in het donker lijkt alles op elkaar.
‘Anna!’ klinkt Davids stem achter me. Zijn voetstappen komen gehaast dichterbij en ik draai me automatisch om.
‘David,’ jammer ik. ‘Ik hoor hem niet meer, ik weet niet waar hij is’.
David pakt mijn schouders stevig vast en schud licht. ‘Wordt wakker Anna, alsjeblieft wordt wakker’.
Ik duw zijn armen weg. ‘Waar heb je het over?’ vraag ik verontwaardigd. ‘Ik ben wakker. Mijn baby… Ik heb hem denk ik vanmiddag achtergelaten in het bos …’ Mijn ademhaling stokt en met de grootste moeite probeer ik mijn relaas af te maken. ‘Ik ben hem helemaal vergeten of misschien heb ik het wel expres gedaan…ik weet het niet meer maar… hij huilde...’ Wanhopiger dan ik wil zijn stort ik me op zijn schouder en hij vouwt zijn armen strak om me heen.
‘Lieverd,’ zegt David zacht in mijn oor.
Ik snik mijn tranen weg en pers koude lucht mijn longen in. ‘Wil je meehelpen zoeken alsjeblieft? Hij is vast helemaal onderkoelt en we moeten echt nu vinden. Het spijt me zo’.
Hij ruikt naar een mix van slaap en zichzelf en ik duw mijn neus dieper in zijn hals. Het kalmeert me en geeft me de kans even na te denken. ‘We moeten de politie bellen, we moeten hem vinden David’, zeg ik met mijn mond tegen zijn borstkas.
Hij duwt me zacht van zich af en ik ben gedwongen om hem aan te kijken. ‘Anna, er is geen baby. Wij hebben geen baby en we moeten nu echt naar binnen, voordat jij onderkoelt raakt’. Zijn stem klinkt streng maar zijn gezicht staat bezorgd.
‘Wat? Nee, niet onze baby, mijn baby. Ik heb een zoon, dat heb ik je toch verteld?’ Verward kijk ik hem aan en zet een stap naar achter. David pakt mijn polsen zodat het me niet lukt om verder van hem af te lopen. ‘Ik kan hem toch niet dood laten gaan?’ vraag ik ontzet.
‘Lieverd, zegt hij warm. ‘Jouw zoon, Mick, is al dood. Zeven jaar geleden hebben jullie een auto ongeluk gehad en toen is hij overleden.’
De tranen wellen weer op. Zijn woorden vervagen bij het horen van zijn naam. Mick. Ja, zo heet hij.
‘Je bent aan het dromen,’ verzekerd David me.
Ik frons mijn wenkbrauwen. Hoe kan ik nou aan het dromen zijn? Ik sta hier toch met hem, ik weet toch dat we buiten zijn. ‘Ik hoorde hem echt,’ werp ik tegen.
Ik ben niet gek. Nou ja, misschien ook wel. Welke moeder laat haar kind nou buiten staan?
‘Kom,’ zegt David ferm. Hij laat een van mijn polsen los en draait zijn rug naar me toe om me in de richting van het huis te trekken.
‘Ja maar ik hoorde hem huilen, hij is daar nog David,’ sputter ik tegen en probeer me uit zijn greep los te trekken.
David blijft staan en schud langzaam zijn hoofd. ‘ Hij is er echt niet Anna, je bent weer aan het slaapwandelen,’ zegt hij zonder me aan te kijken en ik voel hem weer aan mijn pols trekken.
‘Ik ben niet aan het slaapwandelen! Ik weet heel goed waar ik nu ben en wat ik aan het doen ben. Laat me los!’
David versterkt zijn greep om mijn pols. Wild draait hij zich om en kijkt me streng aan. Zijn geduld is overduidelijk op. ‘Ja? Weet je echt waar je mee bezig bent? Het is midden in de nacht, het vriest minstens 10 graden en jij loopt in je pyjama en een zomerjasje in een pikdonker bos je overleden zoon te zoeken!’
Mijn mond valt open. Opborrelde woede werkt zich door mijn lichaam en mijn spieren spannen zich samen . Hoe durft hij. Ik weet wel dat het volstrekt idioot klinkt maar ik hoorde hem echt, anders zou ik hier toch niet staan? Ik strek mijn hand, draai mijn pols en ruk mijn arm naar me toe.
‘Er is geen baby in het bos!’ roept David terwijl hij me vlug met twee handen vastgrijpt. ‘ Kom mee naar binnen, je bent ijskoud en gewond’. Ondanks zijn harde stem smeken zijn ogen me.
‘Ik ben niet..’ maar ik slik mijn woorden in. Ik ben niet gek wilde ik zeggen maar mijn oog valt op mijn onderarm. Het besef treft me hard. Vol afgrijzen schuif ik mijn mouw aan de kant. Zijn naam met twee datums, een erboven en een onder. Ik kijk van de tatoeage naar David en weer terug. Hij heeft gelijk. Mick is al jaren dood. Mijn zoon, mijn baby, slechts drie maanden oud, is dood.
De spanning in mijn spieren verdwijnt. Mijn voeten, mijn benen, ineens voelt alles ijskoud en draagt bij aan het ellendige gevoel van besef. Door mijn tranen heen kijk ik naar de man die voor me staat.
David’ s gezicht verzacht. ‘Kom maar,’ gebied hij zacht en trekt me weer mee. Dit keer laat ik hem en kijk nog een keer achter me, het donkere bos in.
Het is nog altijd stil. Hij kan daar helemaal niet zijn.

We lopen zwijgend door de achtertuin. Davids hand stevig om mijn pols alsof hij een klein kind naar de strafhoek sleept. Ik laat me vooruit trekken en bekijk zijn starre houding. Hij loopt in zijn vest, pyjama broek en slippers. Hij zal het ook niet warm hebben. Oh nee, wat heb ik gedaan.
We stappen naar binnen en hij duwt me voor hem uit de woonkamer in. Hard sluit hij de deur.
‘Ben je boos,’ vraag ik met een klein stemmetje. Het voelt alsof mijn keel langzaam dicht wordt geknepen. Ik heb hem nodig, voor troost en warmte en blijf naar hem kijken terwijl hij de sleutels uit mijn jaszak vist. Hij geeft geen antwoord en zijn ogen lijken door me heen te boren maar verraden verder niks. Ik bekijk naar zijn brede rug terwijl hij de deur op slot draait. Zeg nou iets.
‘David?’
‘Nee..’ zegt hij dan ten slotte. Zuchtend draait hij zich naar me toe.
Ineens voelt alles vreemd. De meubels in de kamer lijken een dansje voor me op te voeren. David zegt iets maar ik kan hem niet verstaan. Zijn stem is zwaar en ik probeer me te focussen op zijn gezicht. Zijn mond beweegt. Zijn lippen vormen mijn naam maar ik kan niet antwoorden.
Ik moet gaan zitten.
Mijn knieën knikken en ik wordt bedolven onder een lawine van vermoeidheid. Mijn ogen vallen dicht en ik verwacht de harde houten vloer te voelen die ineens heimelijk heerlijk lijkt om op te liggen. Twee sterke handen grijpen me vast.

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Angela

Geplaatst op

10-02-2015

Over dit verhaal

Dit verhaal gaat over een vrouw die door verschillende traumatische dingen,situaties is gaan slaapwandelen.

Geef uw waardering

Er is 1 keer gestemd.

Social Media

Tags

Liefde Slaapwandelen Verdriet Verliezen

Reacties op ‘De andere ik’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!

Laatste nieuwsberichten

  • 21-02 - Spanning voelen bij online spelen

    Als online casino liefhebber, wil ik graag mijn ervaringen delen van het online spelen en andere spelers ook tips geven. Het is van belang dat je gaat kijken naar De beste online poker strategieën

    In Nederland mogen we sinds 1 oktober 2021 legaal online gokken. Dit betekent dat de Nederlandse Kansspelautoriteit vergunning verleend aan gokbedrijven die voldoen aan alle eisen...

Bekijk oudere nieuwsberichten »


Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd