Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Een merel met hoogtevrees

Moeder heeft ons nest gebouwd. Bij ons, merels, is het altijd de moeder die zich daarmee bezig houdt. Oh, pap help natuurlijk ook mee met het verzamelen van takjes, maar zij is het die er een thuis voor mij en mijn broers en zusjes van maakt. Ma wilde een groot nest en, oh jee, wat was ze blij toen een buurman van een paar tuinen verderop zijn langharige witte hond ging borstelen en de vlokken haar door de tuin waaiden. Pap en mam waren er als de kippen bij om dat haar mee naar het nest te nemen en zo kregen we een wit en wollig bed.

Ik weet niet of jij weet hoe kleine merels in een nest komen te leven. Wel, in het begin van het voorjaar, wanneer het niet meer zo koud is, dan legt moeder eieren. En, het zijn mooie eieren hoor, helder blauw als de lucht op een zonnige dag. Soms liggen er dan 6 eieren in een nest, nu had mam er maar 4 gelegd.
Zij zit dag en nacht op die eieren en pap brengt haar dan eten - wormen en insecten en soms broodkruimels en zaden die de mevrouw van het huis voor de vogels neerlegt. Wij wonen in een boom in haar tuin. Papa's werk is erg belangrijk. Waarom, wil je weten? Wel, omdat ik en mijn broers en zussen in die eieren zitten en wij moeten wam blijven en groeien tot we zo groot zijn dat de eierschaal breekt en wij ... geboren zijn. Zo gaat dat bij alle vogels.

Onze boom is groot en stevig, met veel takken en kleine blaadjes, maar zo veel dat het op een groene deken lijkt. Pap en mam vinden altijd een veilige plaats voor ons, een plaats waar katten niet kunnen komen.

Ik was de eerste die uit het ei kwam. En, oh jee, wat had ik een honger! Ik deed mijn gele snavel wijd open en hup, daar kwam een heerlijk insect mijn bekje binnen. Weer open: een worm, nog eens open: een zoete bes. De hele dag was mijn snavel open en de hele dag bracht pap lekkers voor me - en voor mam ook natuurlijk.. De volgende dag kwamen nog 2 eieren uit, maar het vierde wilde maar niet breken. Toen deed man wat alle vogelmoeders doen: ze gooide het ei het nest uit. Het viel in een bloemenbed onder de boom en ik vond het best een mooie plaats voor dat ei.

Heb ik je al verteld dat pasgeboren vogels geen veren hebben? Nee? Wij zijn als kleine baby's zonder kleren aan. Nu begrijp je natuurlijk ook waarom mam maar steeds op dat nest moet blijven: om ons warm te houden. Dus niet alleen om ons te laten groeien in de eieren, maar ook wanneer we eruit komen met alleen ons blote velletje aan. Het duurt een paar weken voordat onze veren beginnen te groeien.

Aan mijn honger kwam maar geen einde en pap moest erg hard werken. De hele dag vloog hij af en aan, iedere dag weer. Soms ging mam even een stukje vliegen en zat pap op haar plaats. Denk ik het nou alleen maar, of zijn haar veren zachter dan die van pap?

Ik groeide snel en mijn blote velletje had nu zachte zwarte veertjes. Die zijn bijna net zo zwart als die van pap. Ik denk dat er een van ons op mam lijkt, haar veertjes zijn eerder bruin dan zwart en haar snaveltje is bruin-geel.

Het leven was goed hier hoog in die boom en we hadden altijd wel bezoek. Vogels die eens even kwamen kijken en bij ons nest op de takken kwamen zitten, beetje babbelen en wachten tot de mevrouw van het huis wat voer zou wegleggen. Mijn neven waren vinken en mussen (oh, een heleboel mussen), we zagen een Vlaamse gaai en duiven, en ook van die vreselijke eksters. Eksters zijn prachtige vogels, maar wanneer ze hun snavel opendoen komt er een heel lelijk geluid uit. Ik houd niet van het geluid van de eksters en pap heeft ons verteld dat die vogels ook niet te vertrouwen zijn, want soms stelen ze jonge vogeltjes uit een nest. Mam was toen een beetje boos op hem: 'waarom maak je die kleintjes nou bang?' Maar pap zei dat wij alles over de natuur moesten leren.

Na nog een paar weken, hun veren waren al sterk, vlogen mijn broer en zus voor het eerst uit. Oh, nog niet ver hoor, en pap was altijd bij hen. Hij moest ze leren hoe ze wormen uit de grond moesten stampen. Pap kon dat echt erg goed. Hij hupte op en neer en pikte met zijn snavel op de grond. Wanneer er dan een worm zijn kop uit het zand stak, dan greep hij die vast met zijn snavel en trok.

's Morgens en ook 's avonds wanneer de zon al bijna onder was, dan ging pap op de nok van het huis zitten en ging zingen. Hij zong zo mooi dat de mensen even stil waren om naar hem te luisterden. Terwijl ik in het nest zit denk ik dat ik ook wel op het dak zou willen zitten en zingen voor de mensen..

Maar ik blijf in het nest zitten en wacht tot ik eten krijg. Pap is boos op me en ik geloof dat ook mam me liever ziet gaan. Voor hen is geen plaats meer in het nest want ik ben behoorlijk groot en zij en ook mijn broer en zus moeten op een tak naast het nest slapen. Soms probeert pap me er uit te duwen, maar ik blijf lekker zitten. Pap en mam praten erover met de neven, maar nog nooit hadden zij gehoord over een vogel die in het nest wilde blijven.

Nou, zij wisten niets ... IK WEL!!

Het was op die dag dat pap nogal erg lang wegbleef met eten voor me. Ik keek naar de lucht of ik hem al zag komen en toen keek ik naar beneden in de tuin om
te zien of hij misschien wormen aan het stampen was, Oh lieve hemel ... die grond was zo vreselijk ver weg en ik kon het vierde ei nog zien liggen. Mijn zwarte oogjes werden groot, ik voelde me akelig en duizelig en mijn maag voelde ook raar. Ik deed snel mijn ogen dicht en was niet meer duizelig.
Oh, zal je zeggen, je bent al een grote vogel. Heb je het niet nog eens geprobeerd? Jawel, ik héb het weer geprobeerd, maar iedere keer wanneer ik de grond zo ver beneden me zag voelde ik me weer zo vreselijk naar en wist gewoon dat ik nooit het nest zou kunnen verlaten en van een dak zou kunnen zingen.

Op de schutting, tussen onze tuin en die van de buren, was de plek waar een paartje tortelduiven altijd zat. Zij vonden het fijn om er in de zon te zitten en te kijken naar alles wat er in de tuin gebeurde. Het waren al oude vogels die al lang bij elkaar waren. Ze kwamen ieder jaar terug in de tuin en hadden al veel merels zien uitvliegen.

Op een dag vroegen ze pap om eens bij hen op de schutting te komen zitten.
'We weten van uw problemen', zeiden ze.
'U denkt dat uw zoon lui is, maar dat is hij niet. Hij is bang.'
Paps gele oogringen trilden: 'Bang zegt u? Zijn moeder en ik denken dat het een grote nietsnut is. Hij zit daar maar en wordt iedere dag groter en vetter.'
Beide duiven koerden zachtjes en schudden hun zilvergrijze kopjes.
'Nee meneer Merel, geloof ons maar, uw zoon is bang om te vliegen omdat hij hoogtevrees heeft.'

Pap schudde zijn veren en dacht na. Toen zei jij:
'Wel misschien, maar iedere vogel weet toch dat hij vleugels heeft die hem in de lucht houden?'
'Ja, dat mag zo zijn voor alle vogels, behalve voor eentje, uw zoon. Wij denken dat u hulp nodig heeft. Weet u, meneer Merel, in de dierenwereld zijn het vaak de ouden en wijzen die nodig zijn om de jongen dingen te leren. Wij menen dat u behoefte heeft aan het meest wijze dier. U heeft een uil nodig'.

Een uil ... waar vindt men een uil? Meneer Duif wist dat natuurlijk, hij was al zo lang in deze buurt.
'De oude klokkentoren, meneer Merel, sinds de klokken weg zijn woont daar meneer Uil. U kunt beter wachten met hem te bezoeken tot het donker is, want uilen houden niet van daglicht.'

Dus die avond vloog pap naar de oude klokkentoren. En nu was hij het die zich niet helemaal lekker voelde, want merels zitten op een tak wanneer het donker is. Maar, hij wist dat hij iets belangrijks moest doen. Hij ging op de brokkelige rand van de toren zitten, erg hoog boven de grond.
'Meneer Uil?'
Oh jeetje, wat een enorme vogel was die uil! Hij zat erg stil, met zijn ogen dicht. Langzaam ging één oog open.
'Meneer Merel, welkom. Het moet wel heel belangrijk zijn dat u in het donker naar mijn toren komt. Vertel me maar'. Dat deed pap en er werd afgesproken dat morgen, nadat de zon was ondergegaan, de uil zou komen om met de grote jongen te praten.

Ik schrok wakker uit een half-slaapje toen die grote vogel zich een weg baande door de takjes en naast mijn nest ging zitten. Oh wow! Ik kende vinken en mussen, maar die waren allemaal kleiner dan ik. De oude schudde zijn veren en draaide zijn hoofd om, om naar me te kijken. Geloof me, hij kon zijn hoofd he-le-maal omdraaien. Engggg!

'Zo, jij bent jongeheer Merel die niet wil vliegen'.
'J-j-ja meneer, m-m-maar hoe weet u over mij?'

'Ik ben een uil', zei de oude, 'de meest wijze van alle vogels. Je vader kwam bij me en vertelde mij over jouw probleem. Je bent bang om te vliegen'.
'W-w-wel meneer, ik denk dat ik niet bang ben om te vliegen, maar het is dat we zo erg hoog in deze boom wonen en dat de grond zo ver weg is. Iedere keer wanneer ik naar beneden kijk dan word ik duizelig.'
De uil knikte.
'Laat me je dan eerst wat vragen. Je hebt vast wel die grote metalen vogels zien overvliegen, heel hoog in de lucht, hoger dan welke vogel ooit zal kunnen vliegen? Heel lang geleden keken mensen naar ons, vogels, en dachten lang en hard na. Wat als we een metalen vogel kunnen maken die sneller en hoger kan vliegen dan een vogel? Deze metalen vogels zouden vleugels hebben om hen door de lucht te dragen. wanneer die dan gaan vliegen, dan maken ze snelheid, steken hun neus omhoog en ze zijn los van de grond. Luister naar wat ik zei: doe je snavel omhoog en vlieg! Ja, meneertje Merel, jij doet je kop nar beneden en ziet alleen de grond. Doe je snavel omhoog en je ziet de hele wijde wereld; je zult je vleugels uitslaan en de lucht zal je dragen naar waar je ook naar toe wilt gaan. Dat is alles wat je moet weten om van dit nest weg te vliegen. Zeg me na: morgen steek ik mijn snavel in de lucht, ik zal de blauwe lucht zien, ik zal mijn vleugels spreiden en ik zal vliegen'.
De wijze uil had zo streng gesproken dat ik hem alleen maar kon nazeggen: 'morgen snavel op, zie de lucht, spreid mijn vleugels en ik vlieg.'

De morgen kwam en de zon keek al over de toppen van de lagere struiken. Er stond een beetje wind. Pap en mam zaten een stukje van het nest vandaan
'Herinner je wat de uil je zei, grote jongen', zei pap, en in mijn hoofd zei ik: snavel omhoog (en dat deed ik en stapte op de rand van het nest), kijk naar de lucht (en ik zag hoe wijd en blauw die was), spreid je vleugels (ik spreidde ze en voelde hoe de wind me optilde) en wég was ik. Wat voelde dat goed, wat voelde dat vrij. Ik hield mijn snavel goed hoog want die grond was er vast nog steeds, maar nu wist ik dat de wind me zou dragen. Ik wist dat ik veilig was.

Die avond, toen de zon langzaam onder ging, zat pap op een dakrand en ik op een andere vlakbij, en zongen we. We zongen zo lang en zo mooi dat de mensen in de straat stil bleven staan om naar ons te luisteren. Ik zong omdat ik me niet meer bang voelde, maar nu zo erg gelukkig; ik wist niet dat mijn vader zo mooi zong omdat hij eindelijk een zoon had die een echte merel was.

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

13-01-2016

Over dit verhaal

Een jonge merel legt jullie uit waarom hij het nest beslist niet wil verlaten

Geef uw waardering

Er is 20 keer gestemd.

Social Media

Tags

Fantasie

Reacties op ‘Een merel met hoogtevrees’

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd