Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Zilver

Ze parkeert haar auto. Er is ruimte voor drie, maar ze staat daar alleen. Het is nog zo vroeg in de ochtend dat de lucht in het oosten nog nauwelijks lichter kleurt. Ze opent haar raampje een stukje en steekt een sigaret op. Ze ademt de rook diep in en voelt haar hoofd licht worden; ze heeft tenslotte al twee jaar niet meer gerookt. Ze heeft vannacht niet geslapen. Teveel in haar hoofd om over na te denken, zo veel ook dat ze graag wil vergeten.
Ze weet dat ze genoeg tijd krijgt om te herinneren én om te vergeten, maar vandaag kan ze daar nog niet mee beginnen. Vandaag moet eerst geleefd worden. Ze rilt, hoewel de ochtendlucht mild is. Ze stapt uit en ademt de frisse boslucht in. Hiervoor komt ze, voor een natuur die niet naar weeë bloemstukken ruikt. Ze merkt nu pas dat parkeerplaatsje op, en die halve slagboom bij het begin van het pad. Ik ben hier lang niet geweest, denkt ze, vroeger was dat er niet. Hier parkeerde je jouw fiets tegen een boom en je liep zo het bos in, niks mooi en glad aangelegd pad. Niets blijft hetzelfde, denkt ze, niets moois kan zo maar mooi en een beetje wild blijven. De muis van haar hand duwt even twee tranen weg.

Het bos ruikt naar de ochtenddauw, ook een beetje naar rottend blad. Heerlijk, denkt ze. Dit zijn echte geuren. Ze loopt langs de slagboom en staat aan het begin van een pad dat er nogal roze uitziet. Kleine steentjes, steengruis. Ze schopt er tegenaan en voelt zich even verontwaardigd. Dan lacht ze kort: stel je niet aan muts - alles verandert, jijzelf toch ook. Geen zand en takjes op het pad, geen afgekloven dennenappels en bruine naalden. Je kwam hier omdat je weg moest, weg van de nare geur die je in je kleren mee naar huis nam, gisteren.

Gisteravond, het was nog licht om zeven uur. Het zou maar een half uurtje duren, maar het werd langer. Ze stond naast de houten doos, waarop bloemen, overal stonden bloemen en hingen linten. Dat hele kamertje stond vol met bloemen die naar niets geurden, maar die door hun veelheid wee roken. Rozen. Waarom stuurden mensen toch altijd rózen. Waarom waren er nu ook al groene rozen, dacht ze wat afwezig en voelde aan een ervan. Nee, geen nep. Waarom hebben rozen tegenwoordig geen geur meer? Ze zijn echt, maar ze lijken nep. Hij hield niet van rozen, van geen enkele bloem eigenlijk. Kende hun namen niet maar noemde elk een "slotekantia". Hij gaf mij nooit bloemen, bedacht ze zich, maar wat gaf hij me veel liefde.

Ze stond en kreeg pijn in haar vingers van de vele handen die ze moest schudden; ze walgde van al die zoenen. Hij kende veel mensen, uiteraard. Zakelijk en internationaal; zijn personeel kwam opdraven en omdat het ook haar collega's waren werd ze extra hard tegen lijven aangetrokken. De glimlach lag verstard om haar mond, ze mompelde dank-je-wels en “oh ja, ik zal hem missen”. De kamer leek steeds meer te krimpen, het benauwde haar, de lucht verstikte haar. De frase – “Sorry for your loss”, de Amerikaan die toevallig een maandje stage kwam lopen. Mijn verlies, dacht ze, jullie weten niet half hoe verloren ik me voel. "Hij was zo'n lieve rustige man, je kon op hem bouwen."

Hier op het bospad lacht ze luid. Rustige man, ze moesten eens weten. Overal rustig behalve in de slaapkamer. Hij liet me alle hoeken zien, hij was een levende Kamasutra die mij vulde met zijn nu onvruchtbare zaad. Hij was eerder getrouwd en die echtgenote had hem een zoon geschonken. Sorry for my loss - ja een liefde als de zijne zal ik nooit meer vinden. Ze legt even een hand tussen haar benen en voelt het schokje van herinnering.

Langzaam groeit de dag in het oosten terwijl ze over het pad loopt, slentert eigenlijk, ze heeft alle tijd. Hij zal pas vanmiddag voorgoed verdwijnen. Ze was niet blij toen ze hoorde dat hij begraven wilde worden. Ze had gehoopt op een crematie en dat ze zijn as kon uitstrooien in de olijfboomgaard bij hun villa in de Provence. Ze ruikt de geur van het bos, licht rottend hout of blad. Jasses, zo zal het hem vergaan - langzaam maar gestaag. Dat mooie lijf wegsmeltend en ... ze steekt nog een sigaret op. Kan niet verdragen dat deze gedachte in haar hoofd komt.

Nee, liever denken aan de eerste keer dat ze elkaar écht zagen; ze werkte voor zijn firma, op de 4e verdieping, zijn kantoren waren op de 7e. Ze hadden elkaar geregeld gezien, soms in het voorbijgaan in een gang, met een knikje, bij werkbesprekingen, of op een afstandje, op een personeelsfeestje. Ze keek graag naar hem; goed gebouwd, een volle bos haar met een paar grijze haren aan de slapen; ook grijze ogen die altijd vriendelijk stonden. Ze vond hem een aantrekkelijke man, wist dat veel van haar vrouwelijke collega’s een andere dan alleen een werkverhouding met hem wilden hebben. Zij niet. Ze dacht neutraal over hem, tot die eerste ochtend, pas bij de firma en aanwezig in zijn kantoor voor een korte presentatie van een van haar ontwerpen. Hij was er nog niet. Ze prikte haar tekeningen op het grote bord en keek rond. Káál, dacht ze, zo zákelijk. Modellen overal en maar één foto aan een muur: een grote foto achter ontspiegeld glas, omvat door een eenvoudige lijst. Een olijfboom, maar zo oud en knoestig, zijn takken krom en lang, die naar de hemel reikten. De artieste in haar kon het niet laten; haar armen bewogen zoals ze voelde dat de wind die takken zou bewegen.
‘Ah, je hebt "Zilver" ontmoet. Hij is prachtig vind je niet?’ Langzaam zakten haar armen, haar tong gleed langs opeens droge lippen. Die stem, die warme bariton met dat rafelige randje erin. Ze voelde een tinteling in haar onderbuik.
‘Hij staat in mijn olijfgaard in de Provence. Als kind dacht ik altijd dat hij de vader van al die andere olijfbomen was. Zie je de kleur van zijn blaadjes? Ik noemde hem "Zilver".’

Iedere keer wanneer ze elkaar spraken, sprak ook haar lichaam. Het reageerde op zijn stem als een zinnelijk genot. Ze was verliefd geworden -- op een stem. Ze vroeg zich weleens af of ze wel normaal was. Niet de man maar wel zijn stem?
Oh zeker was ze normaal, want ''de man'' kwam ook.

Ah die keer ... hartje winter, sneeuw tot aan de rand van haar laarsjes en ijskoude handen want haar handschoenen in de bus vergeten. Ze blies erin toen ze tegelijk bij en door de draaideur kwamen, hij warm uit zijn auto-met-chauffeur.
Weer schalt haar lach even door het stille bos.
Hij opende zijn jas, zei: 'Kom hier met die koude handen van je,’ en stopte ze in zijn oksels. Ze lag tegen zijn warme lijf, haar rode en koude neus in zijn nek. In haar keel klonk een zachte grinnik. ‘Oh, dit is heerlijk, hieraan zou ik zó kunnen wennen,’ zei ze, nu met een brede glimlach.

Twee jaar later trouwden zij in de Provence. Zij was 23, hij bijna 50.
Nee, ze wenste geen plaats in de Directie; ze bleef in haar kantoor op de 4e verdieping en deed waar ze goed in was, vormgeven aan de producten die haar echtgenoot en eigenaar van de firma liet maken. Ze wenste geen privileges, behalve in de beslotenheid van hun woning en het samenkomen in hun slaapkamer. Hij adoreerde haar, zij glorieerde in hun liefdespel. ‘Iedere keer dat ik je liefheb word je mooier,’ zei hij vaak, en zij voelde zich dan ook mooier. Ze excelleerde in de ontwerpen die ze voor hem maakte, zoveel liefde kreeg ze en gáf ze, aan hem - ook via haar werken.
Geen privileges, maar vaak, wanneer hij op reis moest, vergezelde ze hem; ze zag de wereld, zag hoe hij werkte en gewaardeerd werd. Altijd ook even een moment voor henzelf - Bali, de Malediven, Zanzibar, Berlijn. Oh ja, niet altijd tropisch, maar altijd was het heet waar ze waren, het was de hitte in hun bloed, het verlangen naar elkaar. Vijftien heerlijke jaren hadden ze met elkaar doorgebracht.

Ze kijkt op haar horloge. Het is 7 uur. Het bos is wakker geworden. Ze beseft dat ze nog steeds op dat roze pad loopt. Wanneer ze omkijkt ziet ze de slagboom in de verte. Ze heeft dat pad op en weer neer gelopen, urenlang, denkend, herinnerend. In de tijd die gaat komen zal ze moeten bedenken wat ze met de rest van haar leven zal gaan doen.
Het bedrijf zal niet het hare zijn. Hij had dat al bepaald voordat hij ziek werd en niet bekwaam meer zou zijn beslissingen te nemen. Alles was vastgelegd en besloten; ook toen hoorde zij dat hij niet gecremeerd wilde worden.
Ze is niet blij met zichzelf. Had ze niet gedacht: ‘Er is genoeg tijd om te herinneren én te vergeten? Wat heb ik nu lopen doen dan?’ En vandaag - deze dag moet eerst nog doorleefd worden. De zon piekt door de bomen en warmt haar gezicht. Nog laag, maar al zo voelbaar. Ze sluit haar ogen en ademt de warmte in. Haar hart lijkt te exploderen door de gedachte die haar nu raakt: ze zal hem weer levend maken, op papier. Ze zal alles wat ze zich van hem herinnert, en alles wat ze nog voelt, opschrijven.

Haar koffers staan al gepakt in de grote auto. Na de plechtigheden zal ze meteen naar de Provence gebracht worden. Van hem neemt ze alleen de foto van "Zilver" mee en een kleine kubus met de zes fotootjes van de jongen, die hij als een soort presse-papier op zijn bureau had staan. Een kind van een jaar of elf, twaalf, met skimuts en grote bril op; allemaal tijdens dezelfde skivakantie genomen.
‘Mijn zoon,’ was het enige was hij daarover zei. Hij en de moeder werden nooit besproken.

- o -

Mijn ouders noemden mij Anaïs, zij waren grote bewonderaars van deze vrouw, Anaïs Nin, en leerden mij veel van wat ze ooit zei. Ook dit: we schrijven om er twee keer van te kunnen genieten: op het moment zelf, en wanneer je het herleest.
Ik zal van hem blijven genieten - in mijn olijfboomgaard in de Provence. Ik zal over hem schrijven en over mijzelf, veel over ons samen. Ik zal hem schilderen zoals ik hem zag, denkend, lachend, of met die langzame luie glimlach na seks.


- o -

Het is vertrouwd in dat huis in de Provence; ze was er al vaak geweest in hun jaren samen. Zij houdt van de rust, van de geuren en van het prachtige licht dat op elk moment van de dag anders is, briljanter, dan warmer. Hier schrijft en schildert ze, vaak onder "Zilver", nu haar boom. Haar herinneringen doen haar geen pijn meer, het zoete is gebleven, ze droomt vaak over hem en beleeft steeds weer de verrukking van hun samenzijn. Binnenkort zal ze haar 40e verjaardag vieren.
Ze pakt haar schilderskist, ezel, het canvas waaraan ze vandaag verder zal werken. Ze klopt "Zilver" even tegen zijn bast, zet haar spullen op en vergeet de tijd.


Ze hoorde hem niet aankomen.
'Zo zal ik er over een paar jaar uitzien,' een warme bariton met een rafelig randje. Het penseel glipt uit haar opeens krachteloze hand. Haar kin zakt op haar borst. Een warme hand rust licht op haar schouder.
'Je bent Anaïs, is het niet?'
Ze kan alleen stom knikken.
Hij helpt haar van haar stoeltje en ze zoekt steun tegen de boom, gebukt, haar armen strak tegen haar onderbuik gedrukt waar ze zoeven de zo bekende tinteling voelde.
Langzaam richt ze zich op en doet haar ogen open. Daar staat hij, haar geliefde, maar niet zoals ze hem gekend heeft. Jonger en nog geen grijze haren aan zijn slapen.
'Je ... je bent hém,’ haar stem is zacht en hees. 'Waarom heb ik je nooit mogen leren kennen? Ik weet zelfs niet hoe je heet.'
'Ik ben Simon genoemd, naar mijn vader.'
Haar knieën knikken en hij houdt haar overeind in zijn armen.

'Mijn vader,' zei hij, toen ze later op het terras bij het huis koffie dronken, 'was een genereus mens, alleen in zijn liefde voor jou was hij een egoïst. Hij kon je delen met je werk voor de firma, maar in al het andere was je er alleen voor hem. We waren eens in Kopenhagen op een beurs, toen hij me rechtuit zei: ‘Sy, kom nooit in haar buurt.’ Ik ben in bijna alles gelijk aan mijn vader en begreep hem. Ik begreep dat hij bang was, bang dat jij zou kunnen kiezen voor een jongere Simon.'
Woordeloos schudde zij haar hoofd.
Toen zei ze zacht: 'Maar jij wist wie ik was.'
'Oh ja zeker, ik heb je vaker gezien maar ik was altijd in een groep op de achtergrond. Ik was op de begrafenis, uiteraard, maar jij zag mij niet. Ik denk dat je die dag niemand echt hebt gezien.'
Ze glimlachte in de grijze ogen en knikte.

Ze zien elkaar geregeld. Hij vliegt naar Nice en huurt daar een auto. Ze leert hem zien als de man Simon, niet als de zoon van. Ze kent nu de dingen waarin hij niet is als zijn vader. Hij houdt van haar, dat weet ze, maar in die liefde is hij genereus. Hij toont haar aan zijn wereld en geniet van de bewondering voor haar die hij in ogen ziet, is trots op haar schoonheid en haar talent. Het zijn de kleine verschillen die haar doen beseffen dat zij er voor elkaar zijn, dat hij ooit voor haar gemaakt is. "Zilver" is de stille getuige van hun eerste vleselijke samenkomen, op een vroege zwoele avond die de blaadjes van de boom tot een surrealistisch zilver maken.
'Je trouwt met me.' Het was geen vraag, het was een vaststelling.
Ze knikt, stopt haar warme handen in zijn oksels, leunt tegen zijn warme lichaam en legt haar betraande gezicht tegen zijn hals. Ze fluistert: 'Mijn leven is als een boek. Zij naar wie ik vernoemd ben, wist er alles van. Ik lees mijn boek nu voor de tweede keer en geniet er net zo van als de eerste keer.'

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

07-12-2016

Over dit verhaal

schrijven om van te kunnen blijven genieten

Geef uw waardering

Er is 2 keer gestemd.

Social Media

Tags

Hoop Verdriet

Reacties op ‘Zilver’

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd