Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Im Abendrot.

Wij liepen samen door een langzaam donkerend landschap, nauwelijks wisten wij nog van het licht dat geschenen had in de verre dag. Het geschenen licht was zo oneindig lang al vergleden.
Maar het verre bos zweeg en het nabije moeras zweeg, wij liepen voort en wij luisterden naar de stilte. De schemering daalde eeuwig door, om schier nooit de duisternis te bereiken. Levenloos en eeuwig leek die late middag, regenen deed het niet maar wij werden toch nat en koud en zelfs doorweekt. Alles dreinde in dit tijdloos schemer. Een diepe stilte drukte op de wereld dat wij niet durfden spreken.
Zo gingen wij, alleen hoorden wij onze stappen die als van ver weerklonken, als een echo van achter het moeras. Ook dode bomen stonden daar in het lage moeras aan gene zijde, zij kropen langs elkaar tegen de nog zwak lichtende hemel.
Ineens een onrust trof ons en op keken wij, op naar kraaien die kwamen aangevlogen van het verre avondbos. Zij vlogen laag op naar de dode bomen, op naar de gebroken takken, geen vogel kraste. De stilte van de late dag bleef altijd duren.
Bedrukt ontliepen we deze dreiging en namen het eerste zijpad, weg van dit galgenveld.

Het pad leidde ons naar een vijfsprong, waar drie dode dieren als wachters ons dwongen het vierde pad te nemen. Lang was het pad en dreef ons voort en voort tot wij kwamen waar wij hoorden een zacht geroezemoes als publiek voor een concert en rododendrons stonden daar. Zij stonden rond een leegte als een zaal in een vreemd stuk bos wat ooit een landgoed was.
In het midden van die ‘zaal’ stond de grote steen en wij zagen de regels daar in gebeiteld waren.

Wij lazen zwijgend.

In doodsgevaar

Wij zijn door dood en vrees
verdreven, van land naar land gegaan.
Het zwerven zijn wij moe geworden
het vergleed ons leven, als loperzand
waarin de laatste korrels vielen.
Wij rustten hier en naast elkaar
waar plots de witte Jager rees
hij bracht ons zijn doodsgebaar

Twee woorden liet hij ons resten
in die koude eindigheid.
Reeds verbleekten onze handen
vervlogen was ons de tijd
wat mocht ons nu nog troosten
hier waar alle hoop verliep
stamelden slechts onze lippen:
‘Dood … mededogen’.

Wij keken op en als van ver gedragen tonen hoorden wij dit lied gezongen, wij hoorden het allebei maar toch klonk het enkel in ons hoofd, we hoorden in de ziel de sopraan.
Bedrukt daarna verlieten wij deze donkergroene ruimte en niet veel later traden wij uit het bos, het applaus gonsde nog na in onze hoofden. Tot als uit een muziekdroom alles weg was.
De plek waar wij waren uitgekomen moest ooit van een rijke villatuin zijn geweest, wij zagen her en der restanten van tuinbeelden en van de villa keken in de dode muren, de raamholten ons zwijgend aan.
Tot onze verbazing leidde het oude tuinpad ons naar de weg langs het bos waar wij onze auto hadden geparkeerd, die glimmend in de opkomende regen op ons wachtte in het allerlaatste licht.
In de verte vielen ons nu pas in de jonge nacht de heuvels op, heuvels na heuvels na heuvels die in het laatste avondrood verdwenen.
Zacht bijna onhoorbaar klonk nog, heel vredig stil, ‘ach, mededogen…ach, mededogen….

Guido van Geel

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

13-12-2014

Over dit verhaal

Ze zien door de bomen het bos niet meer', zei de houthakker en zag zijn taak.

Geef uw waardering

Er is 6 keer gestemd.

Social Media

Tags

Guidovangeel Imabendrot Richardstrausz

Reacties op ‘Im Abendrot.’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd