In de sneeuw

Dikke sneeuw vlokken dwarrelen zachtjes deinend op de wind naar beneden. En vallen op de dikke laag sneeuw die het gras goed warm houd tegen de strenge vorst van de winter.de boom stammen zijn aan een kant wit dankzij de sneeuw. De wind is deels gaan liggen. En waait enkel nog een zacht briesje. De zon doet hard zijn best zich tussen de wolken zichtbaar te maken. Nog even en de lucht zal helder blauw zijn.
Ik sjok door de sneeuw al mijn spieren staan gespannen klaar voor de aanval. Ondanks het rustige weer is het koud. Heel koud. Ik sla mijn cape dichter om me heen om mijn eigen warmte zo min mogelijk te verliezen.
Ik wil zo onopvallend reizen zo weinig mogelijk sporen achterlaten. Maar ben na pogingen van wissen tot de conclusie gekomen dat het me teveel tijd en energie kost. Ik stop even met lopen en leun tegen een boom. Mijn lichaam is tot zijn limit. Druppels bloed vallen in de witte sneeuw. De kleur is zo opvallend in al dat wit.
Ik schuif mijn cape iets open en leg mijn hand op mijn zij in een poging het bloed iets te laten stelpen. Maar weet dat het zinloos is. De wond is te diep. Ik moet verder zeg ik tegen mezelf. Ik moet doorlopen.
ik zet af van de boom en begin weer verder vooruit te sjokken. Elke stap lijkt moeilijker en veroorzaakt een hel aan pijnscheuten in mijn zij en hoofd die steeds lichter word. Ik probeer niet te denken aan wat er pas is gebeurt. Ik wil niks weten van wat nu tot verleden behoort. Ik richt me op het door lopen. Op de vlucht.
De sneeuw maakt dat mijn capuchon zwaar op mijn hoofd drukt. Ik gooi mijn capuchon even naar achteren om de sneeuw eraf te gooien en zet hem dan weer op. Terwijl ik me verder voortbeweeg door de sneeuw blijven de bloed druppels een spoor maken. Ik kan er niks tegen doen weet ik.
In de verte zie ik rookpluimen op stijgen. Er is een dorp dringt nog vaag tot me door. Iets zegt me dat ik daar heen moet. De pijn maakt dat ik niet meer helder kan denken. Ik slof verder door de sneeuw richting de rookpluimen
‘Verzorgd worden’ zegt een stem in mijn achterhoofd. ‘Mijn wond’ het bos heb ik achter me gelaten ik loop nu over een lege vlakte met enkel die rookpluimen voor me. De zon heeft zich een baan tussen de wolken door weten te werken en verwarmt een klein stukje van mijn gezicht dat net niet in de schaduw van mijn capuchon zit.
Ik stop met lopen en doe mijn capuchon af. Ik leg mijn hoofd achter in mijn nek en neem een diepe teug lucht. Ik laat de zon mijn gezicht verwarmen en probeer er nieuwe energie uit te halen. Ik laat mijn capuchon af en begin weer te lopen. De sneeuw blijft in mijnharen hangen en voelt koud en nat aan. Maar ik vind het niet erg. Het houd me wakker.
In de verte doemt een huisje op. Ik kan de deur en de ramen van de muren onderscheiden en zie dat er een klein hekje omheen is geplaatst. Verder zie ik nog geen huizen er omheen. Maar in de verte zie ik nog steeds rookpluimen. In elk dorp zijn er verstotelingen die een eindje verderop wonen .
‘kan ik door reizen tot aan het drop?’ ik zie een persoon een eindje bij me vandaan bij het huis bezig. Ik behoor nu mijn twijfels te hebben maar weet niet meer wat.

Buiten..

Sneeuw..

Flitsen schieten door mijn hoofd. Pijn steken maken mijn hoofdpijn ondragelijk. Ik stop en begin te hoesten. Ik buig voorover en spuug. Warm rood bloed mengt zich met de heldere witte sneeuw. Ik zak op mijn knieën en zet mijn armen voor me in de sneeuw als steun. Mijn lichaam begint weer te schokken en ik begin weer over te geven. ‘Ik moet door gaan’ zeg ik tegen mezelf. Moet volhouden.
Ik ga weer staan wankel even op mijn plek. Het lijkt wel of er twee huizen staan. De gedaante bij het huis word langzaam steeds groter. Ik zet een stap en verlies hierbij bijna mijn evenwicht. De gedaante komt me iets te dichtbij. Ik reageer instinctief door mijn handen naar de schede van mijn dolken te laten glijden die in mijn riem om mijn middel hangen.
Ik heb het lemmet beet als hij nog maar een paar passen bij me vandaan is. Alles begint te draaien ik wil een pas terug zetten maar val naar rechts niet meer de kracht mezelf staande te houden. De sneeuw voelt koud tegen mijn wang. Tegelijk voelt het als een zacht kussen waar ik mijn eeuwige slaap zou gaan houden.
‘ben ik klaar om mijn eeuwige slaap te aanvaarden’ de greep op mijn dolken verzwakt en ik zie alles nog maar heel wazig. Ik voel hoe armen zich onder mijn rug en nek wringen en me voorzichtig de lucht in tillen. Ik open nog heel even mijn ogen. Fel lichtblauwe ogen staren terug. En het zwarte neemt bezit van me.

© Copyright sharingan

Ingezonden door

sharingan

Geplaatst op

04-11-2012

Over dit verhaal

er hoort nog een heel stuk aan vast, als het in de smaak valt zal ik de rest erbij zetten.

Tags

Goed Liefde Magie Reis Slecht