De Klas van Daniël H 5: Het wordt zwaar voor Daniël

Het is maandagmorgen, de les begint. Sophie vraagt aan de meester of hij de toets al nagekeken heeft.
'Ah, eens even kijken, hier heb ik het. Tim een vijf; beter je best doen de volgende keer. Finja een zeven, Bram ook een zeven, Maud een drie; dat is niet zo goed Maud.'
'Voor een ezel is dat misschien best goed, haha...,' zegt Fleur met een zachte stem. Alle meisjes van de klas beginnen te lachen.
'Jasmijn een vijf,' vervolgt de meester, 'Samuel een zes en Jayden een drie.'
'Dat is niet zo goed, Jayden,' zegt Bram.
'Waarom, omdat jij toevallig een zeven hebt?' vraagt Jayden geïrriteerd.
'Hoezo, omdat ik een zeven heb?' reageert Bram.
'Wat wil jij?' vraagt Jayden op een licht dreigende toon.
'Laten we afspreken om tegen elkaar normaal te doen, behalve natuurlijk tegen Daniël,' roept Teun.
'Teun, eindelijk zeg jij eens wat verstandigs,' zegt Tim.
Hij gaat verder met een zachte stem tegen Bram:
'Dat heeft Teun even goed gedaan.'

Als de school uit is, lopen Bram en Tim samen naar huis.
'Je had gelijk, Tim, dat was echt even handig van Teun, ik had bijna ruzie gekregen met Jayden.'
'Jayden is de sterkste van ons allemaal, die moet je niet tegen je hebben!'
'Ja, Jayden is de sterkste van de klas, maar daarna kom jij, Tim', zegt Bram.
'En daarna kom jij, Bram.'

Esther is een liefdevolle moeder die begaan is met haar zoon.
'Daniël, ik wil weten hoe het met jou is? Is het al wat beter op school?'
'Nee, integendeel; ik ben helemaal alleen, er is niemand die met mij wil omgaan. Ik ga even naar het bos.'
Esther begint zachtjes te huilen zonder dat Daniël het merkt.
'Mark, het gaat niet zo goed met Daniël op school,' zegt Esther als Mark thuiskomt, 'zullen we zondag wat leuks gaan doen voor hem?'
'En waar had je dan aan gedacht?'
'Ik weet het niet maar we kunnen het hem zelf vragen.'

De familie zit aan tafel. Esther zegt tegen Daniël dat ze een verrassing voor hem hebben.
'We gaan zondag iets leuks doen, en jij mag kiezen wat we gaan doen.'
'Dat is aardig van jullie, maar ik weet even niet wat we kunnen gaan doen, en ik ben eigenlijk ook niet zo in de stemming om iets leuks te gaan doen.'
'Dat maakt niet uit, je mag er rustig over nadenken, je hebt nog een paar dagen,' zegt Esther.
'Daniël, ik weet wel wat, laten we naar een pretpark gaan!' zegt Joey enthousiast.
'Ja, misschien is dat een goed idee,' zegt Daniël.

De volgende dag op school is de klas bezig met het maken van taaloefeningen.
'We stoppen, het is tijd voor de gymles.' De meester is nog niet uitgesproken, of
alle kinderen rennen al naar de gymzaal die een eindje verder van de school ligt.
Alle kinderen rennen, behalve Daniël. Als hij bij de gymzaal aankomt, ziet hij Jayden staan met een sigaret in zijn hand. Daniël kijkt hem aan.
'Daniël, rot op jij, vervelend ventje!' scheldt Jayden.
In de gymzaal is Tim met een basketbal aan het spelen. Jayden komt binnen, pakt de basketbal af en schiet hem hard tegen Daniël aan.
'Au! Wie deed dat?' vraagt Daniël.
'Ik weet een leuk spel: wie met een bal Daniël weet te raken, krijgt een punt,' roept Tim.
'Leuk, ik doe mee!' zegt Teun. Hij pakt een volleybal en gooit die met twee handen tegen Daniël aan.
'Teun, doe niet zo zielig, met een volleybal kan je echt niet iemand hard raken!' zegt Tim. Vervolgens pakt hij een voetbal en schiet die hard tegen Daniël aan.
'Daniël, ben jij bang voor de bal? Dan kan je geen keeper worden, hoor!' zegt Jasmijn om Daniël te pesten.
De bal komt aan bij Pepijn en die wil ook schieten, maar de meester komt net binnen. Pepijn is een meeloper. Hij doet meestal wat de anderen hem zeggen te doen. Dit komt omdat hij anders bang is buiten de groep te vallen en dat hij dan alleen komt te staan.

'Meester, iemand heeft hard een basketbal tegen mij aangeschoten,' zegt Daniël.
'Dat is niet waar, meester! Iedereen was met een bal aan het spelen en er kwam een bal tegen Daniël aan, maar dat was niet expres hoor,' zegt Teun.
'Dan zal het wel per ongeluk gebeurd zijn. De volgende keer moeten jullie beter uitkijken,' zegt de meester.

Aan het einde van de les is Milan alleen met de meester.
Milan is niet slecht van hart, maar hij past zich bijna altijd aan iedereen aan.
'Meester, Daniël had gelijk toen hij zei dat ze een basketbal expres tegen hem hadden aangeschoten.'
'O, dat is niet zo mooi.'
Na de gymles staan Tim en Bram buiten tegen de muur. Teun komt langs en Tim spreekt hem aan:
'Hé Teun, jij begint zo langzamerhand echt een toffe gozer te worden.'
'Dank je, Tim.'

Esther staat in de keuken groente te snijden. Mark komt thuis.
'Mark, Daniël heeft vandaag een Basketbal tegen zich aangekregen. Een jongen uit zijn klas had die expres tegen hem aangeschoten!'
'Nu is het genoeg! Ik ga met de directeur van de school praten.
Heb je de huistelefoon gezien? Daar staat het nummer van de school in.
Ik heb hem al.'
'Ik hoop dat je wat aan de situatie kunt veranderen voor Daniël,' zegt Esther.
Ongeduldig belt hij het nummer van de school.
'Goedendag, met de Vries. Spreek ik met de directeur van basisschool De Meerval?'
'Ja daar spreekt u mee.'
'Ik zou graag een afspraak met u willen maken; het gaat over mijn zoon Daniël.'
'Ja, dat is mogelijk, woensdag over drie weken om vijf uur?'
'Nee, met spoed!' reageert Mark beslist.
'Met spoed..., eens even kijken, dan aanstaande donderdag om half zes?'
'Prima, tot dan. Trouwens, ik zou graag met u en met de leerkracht van de Daniël willen spreken.'
De directeur stemt ermee toe en bevestigt de afspraak.

De volgende dag in de klas zit Noor met haar mobieltje te spelen. De meester ziet dat en maakt haar erop attent dat ze haar telefoon moet inleveren als hij haar daar nog een keer mee bezig ziet, en dat ze hem dan pas aan het einde van de week weer terugkrijgt.
'Dan pas?' schrikt Noor.
'Jullie weten het, mobile telefoons zijn op deze school verboden.
We gaan verder met Engels.'
'Meester kunnen we om Engels te leren een film in het Engels gaan kijken?' vraagt Sem.
'Nee...'
'Jammer, anders weet ik nog wel een leuke film,' merkt Sem op.

Het is donderdag, de dag waarop Mark de afspraak heeft op school.
'Goedemiddag,' begroet Mark.
'Meneer De Vries, goedemiddag.
'De Bruin,' begroet de meester Mark.
Ze nemen plaats en Mark gaat tegenover de directeur en de meester zitten.
'Waar wilt u met ons over spreken?' vraagt de directeur.
'Ik zou graag met u beide willen spreken over mijn zoon Daniël: het gaat niet goed met hem!'
'O nee?' vraagt de meester.
'Daniël heeft tijdens de gymles een basketbal tegen zich aan gekregen. Eén van de kinderen had die expres tegen hem aan geschoten,' zegt Mark bezorgd. 'Beste meneer de Bruin, is het u al opgevallen dat Daniël wordt gepest op school?'
'Ja, dat is helaas nou eenmaal de manier hoe kinderen vaak met elkaar omgaan,' antwoordt de meester.
'Wat gaan wij daar aan doen?' vraagt Mark resoluut.
'Sinds een paar jaar hebben we op deze school een anti-pest programma,' brengt de directeur in. 'Elk jaar hebben we bij ons een speciale dag waarop er over pesten gesproken wordt.'
'En, werkt het?' vraagt Mark.
'Maar, misschien dat het ook aan Daniël zelf ligt? Als alle kinderen een hekel aan hem hebben...,' oppert de directeur.
Mark wordt boos en kan zich met moeite bedwingen.
'Ik zie mijn zoon: een goede, vrolijke en optimistische jongen, veranderen in een somber, droevig en diep ongelukkig persoon, en dat ligt volgens u aan hemzelf? Hoe komt u daarbij? Als u elke dag door uw collega's beledigd en vervelend behandeld zou worden, zou u dat normaal vinden?'
'Ach, het zijn volgens mij gewoon maar wat plagerijen van kinderen onder elkaar,' antwoordt de directeur.
'Daniël moet het zich maar niet zo aantrekken,' meent de meester.
'Als u, als leerkracht, elke dag gepest zou worden, hoe zou u dat vinden?' vraagt Mark verontwaardigd. De meester weet even niet wat hij kan antwoorden op de scherpe en terechte vraag van Mark.
'Helaas heb ik niet veel tijd meer voor u,' zegt de directeur. 'Wij hebben zo een bestuursvergadering, en ik moet nog wat stukken voorbereiden.'

Mark komt thuis en loopt de kamer binnen. Hij is nogal teleurgesteld over het gesprek dat hij heeft gehad.
'Heb je een goed gesprek kunnen voeren met de directeur?' vraagt Esther geïnteresseerd.
'Wat een struisvogel! Meneer is directeur van een basisschool, maar heeft absoluut geen verstand van kinderen. Hij wil niet eens weten wat er in kinderen omgaat! Ik ga een andere school voor Daniël zoeken,' antwoordt Mark.
Daniël komt binnen. Joey merkt al een tijdje dat Daniël aan het veranderen is.
'Wat zie jij er de laatste tijd uit, je lijkt wel een zombie. 'Kijk eens hoe je loopt!'
Joey probeert Daniël na te doen en hij doet zijn best te lopen als een zombie.
'Joey, nu even niet,' zegt Esther resoluut.
'Maar het is toch zo... .' Hij begrijpt niet waarom hij Daniël niet na mag doen.

Het is zondag, Joey en Saar zijn allebei al wakker en lopen de slaapkamer van Esther en Mark binnen.
'Hoera, vandaag gaan we naar het pretpark,' roepen Joey en Saar tegelijk.
Daniël ligt nog in zijn bed. Joey probeert hem wakker te roepen.
'Daniël, opstaan! We gaan naar het pretpark!'
'Ja ik kom,' antwoordt Daniël met een ietwat sombere stem.

In het pretpark overlegt de familie naar welke attractie ze als eerste zullen gaan. Joey geeft aan dat hij in de achtbaan wil.
'En ik wil de mooie rondvaart gaan maken in de grot. En vanmiddag gaan we ook een ijsje eten, hè mam?' vraagt Saar.
'Misschien wel,' glimlacht Esther.
'Gaan we na de achtbaan met zijn allen in het grote schip?' vraagt Joey.
'Ik denk dat Saar daar nog een beetje klein voor is, maar jullie kunnen gaan, dan blijven Saar en ik wel kijken,' antwoordt Esther.
Joey en Daniël staan in de rij te wachten voor de achtbaan, als een medewerker hen aanspreekt.
'Jongeman, deze achtbaan is alleen toegestaan voor kinderen die groot genoeg zijn of al acht jaar zijn.'
'Dan heb ik geluk! Ik ben net acht geworden,' antwoordt Joey met al zijn overtuigingskracht.
Inmiddels zijn hij en zijn broer aan de beurt. Ze stappen in, en niet veel later gaat het karretje langzaam omhoog. Plotseling begint Joey te schreeuwen:
'HELP, ik durf niet meer!'
'Waarom heb je dan ook gelogen? Deze achtbaan is voor kinderen vanaf acht jaar en je bent pas zeven.'
'Ja, waarom heb ik dat gezegd?!'
'Joey, hou je goed vast, daar gaan we!'
'WHAA..............,' schreeuwen ze allebei.
'Joey, je hebt het overleeft!' zegt Daniël als ze uitstappen.
'Zo eng was het ook weer niet.'
'Wil je dan nog een keer?'
'Uh..., wat?'
'Wil je nog een keer?' herhaalt Daniël.
'Misschien een andere keer.'
'Het is eigenlijk best moedig van jou hoor, op jouw leeftijd al in een achtbaan!'
Saar heeft samen met Esther een rondvaart gemaakt in een grot.
'Papa, die rondvaart was echt heel mooi; er waren allemaal elfjes en vreemde figuren.'
Als ze allemaal weer bij elkaar zijn doet Mark een voorstel:
'Zullen we met zijn allen in het grote schip gaan? We kunnen in het midden gaan zitten, dan is het minder eng.'
'Alleen als je mij heel goed vasthoudt, papa,' antwoordt Saar.
'Afgesproken.'
De kinderen klimmen over de stoelen en nemen plaats in het midden. Het schip begint langzaam heen en weer te schommelen.
Na afloop zegt Mark: 'Zo dat was spannend. En Saar, ging het een beetje?'
'Ik vond het helemaal niet zo eng! Mogen we straks nog een keer?'
'Ja hoor, we kunnen straks best nog wel een keer gaan, maar ik denk dat het nu eerst tijd is om een ijsje te eten.'

'Zo, dat was leuk hè kinderen?' vraagt Mark als de familie thuis is gekomen van het uitje.
'En Daniël, vond je het ook leuk?' vraagt Esther.
'Jawel hoor, bedankt pap en mam.'
'Saar, wat vond je het leukste van wat je gedaan hebt in het pretpark?' vraagt Esther.
'De rondvaarttocht in de grote grot,' antwoordt Saar enthousiast.
'Joey, wat vond jij het leukst? ' vraagt Mark.
'De achtbaan binnen, met al die lichten waar we dwars doorheen gingen!'
'Maar je schreeuwde heel hard,' zegt Daniël.
'Dat viel best wel mee.'
Later op de avond vraagt Mark of iemand Daniël gezien heeft.
'In het bos denk ik,' antwoordt Esther. 'Ik ga hem wel even zoeken.'
Esther loopt via de achterdeur naar het bos.
'Daniël, o daar ben je! Ik zocht je,' zegt Esther.
Hij kijkt naar zijn moeder, maar blijft stil.
'Je lijkt wat somber,' zegt Esther.
'Morgen is het maandag…, maar laat maar, mam.'
Esther gaat naast Daniël zitten. 'Weet je nog een tijdje geleden, voordat we hierheen verhuisden, dat je ons iets vertelde over een belofte die je gedaan had?'
'Nee, wat dan?'
'Je vertelde ons dat je de belofte had gedaan om voor iedereen goed te willen zijn. Kan je je dat nog herinneren?'
'Ja, dat is waar. Maar dat lijkt me nu totaal onmogelijk, het liefste zou ik niemand meer willen zien.'
'Probeer om gewoon jezelf te zijn. Dat je bent wie je wilt zijn. Zou je bijvoorbeeld net zoals de anderen willen zijn?' probeert Esther Daniël te bemoedigen.
'Net zo gemeen als de anderen zal je bedoelen.'
Esther zwijgt. Daniël verbreekt de stilte.
'Nee, ik zou niet zoals de anderen willen zijn.'
'O nee?'
'Andere mensen het leven zuur gaan maken, nee, echt niet!'
Daniël denkt even na en vraagt dan: 'Waarom doen mensen zo?'
'Dat is een goede vraag.'
'Maar, wat denk jij?'
'Ik sta niet in jouw schoenen, Daniël.'
'Maar wat denk je dan?'
'Wat ik denk? Ja, waarom kan iemand gemeen zijn? Het is denk ik vaak, omdat ze niet geloven dat er iemand is die om hen geeft.'
'Is dat zo?'
'Dat denk ik.'
'Maar hoe kunnen deze mensen weer goed worden?'
'Daniël, ik zit niet in de situatie waarin jij zit, dus ik wil je geen makkelijk antwoord geven.'
'Nee, maar mam, ik heb al wat begrepen. Het is waar, ik heb een belofte gedaan om voor iedereen goed te zijn, dus is het nu de tijd om die belofte uit te voeren!'
'Daniël, weet je dat ik heel blij ben om jou als zoon te hebben?'
'Ja, dat weet ik mam, dank je wel.'

'Een nieuwe week, wie gaan deze week de afwas doen? Wie staan er op de lijst?' vraagt de meester. 'Tim en Bram zijn aan de beurt.'
'Tim is er niet, meester,' antwoordt Bram.
'Inderdaad, zijn moeder heeft gebeld dat hij ziek is. Dus, eens even kijken, dan gaan Daniël en Maud de afwas doen.'
'De twee ezels bij elkaar!' zegt Bram.
'Bram je hebt ongelijk, het zijn geen twee ezels, maar een ezel en een ezelin,' zegt Teun.
'Dat zeg ik toch.'
Teun die eigenlijk een verlegen jongen is, durft nu zijn mond wel meer en meer open te doen in de klas.

Tijdens de grote pauze zijn Daniël en Maud de afwas aan het doen. Jasmijn en Fleur komen voorbij. Jasmijn is een meisje dat vaak mensen aan zich weet te binden. De andere meisjes laten zich dan ook makkelijk door haar ompraten.
'Maud en Daniël, jullie passen goed bij elkaar,' zegt Jasmijn.
'Een ezel en een ezelin,' snauwt Fleur. Maud loopt huilend weg. Nu kan Daniël de afwas verder alleen doen.

Aan het eind van de middag vraagt de meester wie langs Tim wil gaan, die ziek is, om spullen van school te brengen.
'Hij zal zo wel weer beter zijn, hoor, en hij verveelt zich echt niet zonder school,' zegt Bram.
Iedereen is de klas al uit behalve Daniël.
'Meester, ik wil wel die spullen aan Tim geven.'
'Dat is aardig van jou,' antwoordt de meester.

Daniël belt aan bij het huis van Tim, de moeder van Tim doet open.
'Wie ben jij?'
'Ik ben een klasgenoot van uw zoon, en ik heb wat spullen van school bij me voor hem.'
'Jij bent de eerste die hem komt bezoeken van jullie klas,' zegt ze.
Daniël komt de kamer binnen en loopt naar Tim die op de bank ligt.
'Hallo Tim, ik heb een kleine fruitmand voor je meegenomen, maar er ligt ook snoep en chocola onderin! Hier zijn ook spullen van school.'
'Ik zit echt niet te wachten op een bezoek van jou. Ga weg!'
'Als je liever hebt dat ik weg ga, dan ga ik maar...'
Teleurgesteld gaat Daniël op huis aan.



5 december 2017

© Copyright Robin

Ingezonden door

Robin

Geplaatst op

15-09-2018

Over dit verhaal

Het wordt zwaar voor Daniël

Tags

Pesten School Spanning Vriendschap