Van buiten

Het is weer vrijdagavond. Voor sommigen tijd om te zuipen, voor mij tijd om een verhaal te schrijven. Alweer een verhaal, ja, over belevenissen die mij door het hoofd malen. Zo begint het en zo eindigt het. Laat ik het maar gelijk opschrijven, dan hebben we dat gehad.

Weet u waar we het over moeten hebben? De verkiezingen. En ondertussen zit ik me uit te sloven om de antwoorden op de ledenenquete van mijn koor netjes te verwerken. Het is een hoop werk, terwijl ik eigenlijk bestuurslid-af ben, en de uitslag zal niets veranderen. Net als de verkiezingen. Gelukkig maar, het zijn niet de dingen die moeten veranderen, maar wijzelf, terwijl we in de dingen wortelen en aan de elementen blootstaan.

***

Een grauwe zaterdag. Na de boodschappen rij ik even aan bij mijn ex, vriendin, mijn levensgezellin. "Je bent een echte autist," zegt ze. Ik had niet gemerkt dat ze mij had gebeld voor een extra boodschap. "Maar zo is het ook goed. Je kunt het tenslotte niet helpen dat je een hoogmoedige narcist bent met PDD-NOS." Laat op de avond belt ze op om te vragen of ik bij haar kom logeren. Ik heb er even geen zin in. "Je kon toch niet tegen mijn energie; mijn agressieve trillingen, weet je nog?"

Zondagmorgen, kleine vrolijke regendruppels tegen het raam. Ik bezoek mijn ouders, beiden ongeneeslijk ziek. Mijn moeder heeft met de zoveelste kuur alles onder controle, ze babbelt honderduit, ik wacht geduldig op de momenten dat ik ertussen kan komen. Mijn vader is net terug uit het ziekenhuis. Hij ziet er een stuk beter uit en vraagt zelfs iets aan mij, indirect over mijzelf, zoals hij altijd doet. Later thuis zeg ik tegen mijn vriendin: "Mijn vader zit op zijn dood te wachten." "Dat deed hij vroeger ook," zegt zij. "Wat deed hij nu eigenlijk? Werken, geld verdienen, en thuis zat hij gewoon te dutten." "Hij hield van bouwen, klussen. Maar dat deed hij op zijn werk ook," zei ik en glimlachte. "Dat doe jij ook. Je leeft voor je werk en ondertussen wacht je op je dood. Het wordt tijd dat je een prachtige vrouw ontmoet; dan begint je leven pas." Maar zo is het niet. Het probleem zit niet in de vrouwen, het zit in mij.

***

Maandag heldere hemel met zon, gezellig op de fiets naar het werk. Daarna de hele dag naar buiten kijken, genieten van het mooie weer, tussen de middag een wandelingetje. Ik stuur een Skype-bericht naar mijn ex; zij meldt dat ze gehaktballen maakt. Of ik mijn maag al voel knorren. 's Avonds zegt ze dat ze niet blij was over mijn antwoord; het was helemaal niet communicatief. "Ooit," zegt ze, "vind ik misschien iemand die mij wel begrijpt."

Heerlijk lenteweer op dinsdag, tussen de middag kan buiten de jas uit. We krijgen ongevraagd jolig stemadvies op de maandelijkse afdelingsmeeting; op het eind van de middag deelt een collega nog kaartjes uit van een andere kandidaat, keus te over. Thuis bel ik mijn ex. Ze reageert koeltjes, het doet pijn maar dat is goed. Het is goed om de pijn te voelen van al die anderen die ik in het verleden heb afgewezen. Ik weet wat me te doen staat en ik vind het minder erg dan een preek aan te horen: gezellig thuis blijven, eigen potje koken. Afwassen, douchen, repeteren, een pilsje drinken. Dan naar bed.

Woensdag begint zonnig, koud en helder. Op het eind van de middag trekt het dicht en begint het te misten. Mijn ex gaat stemmen tellen voor de gemeente, ik warm de prak van gister op en ga daarna naar de repetitie van mijn engelenkoor. Ik vertel in de pauze over mijn ouders en krijg tot mijn verbazing van een gewoonlijk luchthartig koorlid de vraag "Zit je ermee?" Ik weet nooit goed raad met zo'n vraag, die vraag voelt als een wollen trui op je blote huid, alsof je gevangen bent in je lichaam.

Donderdag koud, dicht en grauw. Zonder handschoenen op de fiets, het doet pijn, maar dat is goed. Voelen wat je lichaam voelt. Voelen wat je voelt. Leven, al is het niet zoals je gedroomd had. Op het eind van de middag schijnt een schraal zonnetje, ik rijd over mijn schaduw heen. Uit plicht maar zonder enthousiasme bel ik mijn ex. Zij vertelt over de problemen die zij heeft met haar collega's. "Jij voelt niet wat ik voel," voegt zij toe, wat voor mij niet als een echte verrassing komt. "Jij hebt ook gevoel, maar je kunt niet begrijpen wat ik voel. Dat weet ik al heel lang, en ik ben al een half jaar bezig om me van jou los te maken." Ik weet het ook wel maar ik voel het toch, een beest in mijn buik dat mij van binnen opvreet.

***

Vrijdagavond, ik begin me weer op te winden. "U hebt geen zaak meneer. In uw factuur hebt u geen vervaldatum genoemd, dus u kunt mij niet door een incassobureau laten aanslaan voor te laat betalen. Verder hebt u mij niet uitgenodigd voor een gesprek 'om er samen uit te komen'. U hebt integendeel zelf de deur in mijn gezicht dichtgegooid met uw snibbige briefje; waarin u bovendien met geen woord bent ingegaan op de argumenten die ik heb aangedragen. Dit neem ik u het meest kwalijk want iedereen wil graag dat er naar hem geluisterd wordt. Daarom heb ik mij opgewonden over uw factuur: we hebben er vaak genoeg om gevraagd, en toen niemand er meer op rekende kwam hij als een donderklap. Het is fijn dat u uw straatje schoonveegt. Wees maar blij dat het nu bij mij op de stoep ligt, en bedankt."

Helemaal voor niets, al die opwinding. Dit verhaal loopt aardig uit de hand, echt iets dat een bestuursorgaan nooit mag laten gebeuren. Koele zelfbeheersing; een leven, waterdicht en stug gesloten; een dijk tegen alle pijn en ieder gevoel: dat heb ik nodig om mij te beschermen. Een vrolijke zeehond, een duiker in zijn pak; ik kan denken dat ik dat ben, tot het onvermijdelijk weer tijd is om adem te halen. Bovenkomen, op het droge kruipen, uitkleden, afdrogen, huiveren in de koude lucht en de schrale zon. Koude, kramp en pijn. Niet alleen op vrijdagavond, maar elke dag van dit vervloekte leven.

© Copyright Kylie Hertsig

Ingezonden door

Kylie Hertsig

Geplaatst op

10-01-2018

Tags

Vrijdagrelatie