heldinnenpret

Het was drie uur s’avonds toen Victoria wakker werd van het gepiep van haar alarmband. ‘Ugh! Weer problemen?’ Dacht ze. Ze keer op de band en zag dat ze, uiteraard, weer gelijk had. Haar leven zou zoveel makkelijker zijn als verschillende criminelen de stad zouden terroriseren! Maar telkens als ze dacht dat ze een punt had gemaakt kwam deze weer terug. Om gek van te worden! Met elke keer weer een raardere streek.
Technisch gezien had deze crimineel nog nooit iemand pijn gedaan maar ie was gewoon héél irritant. De crimineel noemde zichzelf Anubis en had een talent voor chaos. Eerst had ie kauwgum in alle school sloten gedaan, toen had ie alle tegels bij het gemeentehuis uit de grond gehaald en ze weer teruggelegd in de vorm van een varken, toen had ie een huis helemaal ingepakt met doorzichtig folie en voor de laatste streek had ie waterballonnen gevuld met inkt vanaf de bank naar beneden gegooid.
En natuurlijk verwachten alle mensen dat Victoria het wel weer zou oplossen. Gewoon omdat zij krachten had. Ja, nou, sorry hoor! Ze kon supersnel rennen en door gebouwen heen kijken maar zolang ze niet wist hoe Anubis eruit zag zonder masker kon ze niets beginnen. Ze was nooit snel genoeg bij de plaats “delict” om achter Anubis aan te rennen.
Ze had ooit geprobeerd de probleemmaker te vangen door super snel uit bed te gaan, naar de plaats te racen en dan daar op tijd te zijn om Anubis te vangen, maar dat had niet gelukt. Anubis, kwam ze achter, had een slimme manier van ontsnappen.
Victoria sprong uit bed en kleedde zich aan. Toen ze voor de spiegel stond zag ze dat haar blonde haar alle kanten op ging. Ze kamde lui haar haren en deed wat mascara op haar donkerblauwe ogen.
Gapend slofte ze naar de keuken toe en zette het koffiezetapparaat aan. Snel zijn had toch geen zin en de troep zou er een kwartiertje laten ook nog wel zijn. Haar armband piepte opnieuw.
Langzaam tilde ze haar arm op het keukenaanrecht om naar de melding te kijken. De armband las -oproep aan Victoria. Anubis is gespot terwijl ie de oude liniaal fabriek aan de westkant van de stad in ging. Oproep aan Victoria om te gaan kijken- Victoria sprong op. ‘Gespot’, de armband zei ‘gespot’ en niet ‘is langs geweest’ of ‘heeft weer chaos veroorzaakt’. Ze pakte haar thermoskan en vulde het met koffie en rende de deur uit, zonder moeite te doen om hem dicht te doen. De buurvrouw zou haar deur open zien staan en hem hoogstwaarschijnlijk wel weer dicht doen.
Ze stapte haar auto in, startte de motor en reed weg.

De liniaal fabriek was een vervallen gebouw. Victoria had werkelijk geen idee wat Anubis daar zou moeten. Wat het ook was, het was vast niets goeds.
Na tien minuten rijden zette ze haar auto tegenover de fabriek neer en deed haar gordel los. Ze zou hier blijven zitten en de fabriek observeren, en ook al was Anubis hier niet ze hadden haar nu toch al wakker gemaakt, kon ze net zo goed doen alsof ze druk bezig was. Aan de zijkant van de fabriek stond een zwarte Volvo die ze vaag herkende.
Ze schudde het gevoel van zich af en zakte verder in de stoel. Toen ze een slok van haar koffie nam was het eerste dat haar opviel dat de koffie koud was. Ze had vast het verkeerde knopje ingedrukt en had in haar slaapdronken staat de koude koffie van gisteren ingeschonken. Het tweede wat haar opviel daarentegen was veel minder gênant maar toch niet helemaal on-gênant. Ze had nog steeds haar pantoffels aan. ‘Geweldig’ dacht ze. En toen ‘maar me voete zijn wel lekker warm, hey’.
Ze paste haar zitpositie aan en bereidde zich voor om daar nog zo’n zes uur te zitten.

Victoria had geen flauw idee hoe lang ze daar al zat voordat ze eindelijk iets zag bewegen binnen de fabriek. Toen kwam ze erachter dat het gewoon een oud rolgordijn was die bewoog door de wind en zakte ze weer terug in haar stoel. Dit duurde véél te lang, ze had honger en haar benen sliepen. Ze had een half uur geleden toch maar besloten om de koude koffie op te drinken omdat ze bijna in slaap viel. Maar de vaag bekende auto stond er nog steeds, wat betekende dat ze officieel nog niet weg mocht.
Plotseling zag ze een schaduw bij een van de ramen op de derde verdieping van de fabriek. Ze ging op het puntje van de autostoel zitten, wat een beetje moeilijk was met haar slapende benen, en lette heel goed op de ramen naast het raam waar ze de schaduw zag.
Ja! Daar! Er stond iemand voor het rechter raam. Victoria kon nog net de figuur van een persoon uitmaken. Er stond een lange vrouw voor het raam, met lang zwart haar en een wit pak aan. De vrouw draaide haar gezicht naar het raam en zette Anubiss masker op.
Wacht, is dat…? Victoria wist haar naam niet meer maar ze wist wel dat ze vroeger bij haar in de klas zat.
Dat was voordat de politie besloot dat zestien een geschikte leeftijd was om iemand van school te halen en in te zetten voor de bestrijding van het zogenaamde “kwaad”.
Dus zij was Anubis? Toen ze weer naar het raam keek was de oude klasgenoot weg. Waar was ze heen gegaan? Ze moest het weten. Victoria wou net uit de auto stappen toen ze het geluid hoorde van een dichtslaande auto deur. Ze keek snel naar links en zag de zwarte auto op volle vaart weg rijden. ‘Shit’ dacht Victoria ‘ze heeft me gezien’.
Victoria probeerde zo snel mogelijk de auto te starten. Na tien seconden lukte het haar om de auto aan de gang te krijgen en racete ze achter haar aan. Victoria’s auto was net iets sneller dat de zwarte Volvo en zo lukte het haar om dichter bij de auto te komen. Maar haar oude klasgenoot gaf niet op. Ze zwierf door zijstraatjes en maakte onverwachte bochten in de hoop Victoria kwijt te raken. ‘Pech gehad schat’ dacht Victoria ‘ik heb een snel reactievermogen’. Uiteindelijk was het duidelijk dat de persoon in de zwarte Volvo het gewoon op gaf en remde aan de kant van de weg. Ze zag Anubis wegvluchten over de stoep terwijl ze mensen aan de kant duwde. Victoria stapte uit haar auto en rende in supersnelheid achter Anubis aan. Anubis had beter moeten weten dat op de voet te gaan. Deze keer zou ze niet wegkomen.
Victoria was in armlengte met Anubis. Ze sprong naar voren en belandde bovenop haar. Mensen aan de zijkant sprongen aan de kant en keken geschokt naar het tweetal.
Vanuit haar ooghoeken zag ze meer mensen zich in een cirkel verzamelen rondom hen heen. Ze waren allemaal meer dan benieuwd naar wie Anubis nou was.
Victoria trok en masker van haar gezicht af en leunde iets naar links zodat de mensen een mooi zicht op haar gezicht hadden. “Oh, hoi” zei Anubis. “Goed gedaan je hebt me gevangen, en ga nu van me af.” Victoria keek in haar gezicht. “Wat is je naam?” Vroeg ze. “Ik weet dat je vroeger bij mij in de klas zat maar ik kan me je naam niet meer herinneren.” Anubis zuchtte. “Natuurlijk herinner je je mijn naam niet meer, niemand herinnert zich ooit mijn naam....” dwaalde ze af terwijl ze wat dingen mompelde die waarschijnlijk niet erg aardig waren.
Victoria rolde met haar ogen “geef gewoon antwoord.” “Best! Sophia! Kun je het je nu herinneren?” Ze moest toegeven dat de naam Sophia geen belletjes deed rinkelen. Sophia moest dat aan haar gezicht hebben gezien want ze rolde met haar ogen.
Toen keek ze Victoria aan met een kwaadaardige glinster in haar zwarte ogen. “Je kunt me niet “verslaan” weet je. Ik kan maar worden “verslagen” op één manier.”
Victoria kneep verdacht haar ogen samen. “En wat is die manier dan wel, als ik vragen mag?” “Kus me.” Zei Sophia simpel. Victoria werd rood en sprong van Sophia af.
Ze zat nu op haar knieën een eindje bij Sophia vandaan. “Je weet dat je me ook mee uit had kunnen vragen hé? Dan had je niet de hele stad er bij hoeven te betrekken.” “Oh, kom op. Leef eens een beetje, kauwgum in de sloten? Daarmee heb ik bijna alle kinderen een plezier gedaan. Heb je gezien hoe mooi weer het was die dag? Oh, en de inkt ballonnen? Die gasten die geraakt waren hadden eerder op de dag een dakloze uitgelachen omdat xe geen huis meer had.” “En het huis dat je in folie hebt gewikkeld?” Sophie ging in een keizer zit op de straat zitten. “Oh dat?” Vroeg ze terwijl ze heel onschuldig probeerde te kijken. Het mislukte grandioos “Oh, kom op! Dat was gewoon grappig! Probeer het maar niet te ontkennen! Je had hun gezichten moeten zien toen ze doorhadden dat hun hele huis ingepakt was! Hilarisch!”
En tegen haar wil brak Victoria in lachen uit. “Oh ja, en de manier waarop die vrouw haar neus ophaalde toen ze nadat ze tegen het folie aan was gelopen!” Ze barsten beiden in lachen uit. Victoria zag om haar heen de menigte verward kijken. Een paar mensen rolden hun ogen en liepen weg. Toen ze eindelijk uitgelachen waren keek Victoria Sophia aan. “En… Ga je me nog uitvragen?” Nu was het Sophia’s beurt op rood te worden.
“Ahem, Victoria zou jij een keer met mij uit willen gaan?” “Maar natuurlijk!”
Sophia stond op stak haar hand uit naar Victoria. “Zullen we wat warme chocolademelk gaan halen?” Victoria nam Sophia’s hand aan en en Sophia hielp haar overeind. “Lekker.” Zei ze. Sophia wou zich omdraaien om naar het cafeetje aan de overkant van de straat te gaan maar Victoria, die nog steeds haar hand vast hield hield haar tegen.
Sophia keek verward “Wat is er?” Vroeg ze. “Ik heb je nog niet verslagen.” Sophia glimlachte. “Dan moet je dat dan maar eerst eens gaan doen denk ik.” “Met genoegen” zei Victoria terwijl ze Sophia dichterbij trok.

© Copyright JanigjeWoodsman

Ingezonden door

JanigjeWoodsman

Geplaatst op

12-12-2016

Over dit verhaal

Victoria is een heldin met superkrachten die is ingesteld door de politie om een probleemmaker die zichzelf Anubis noemt aan te pakken. Maar wat gebeurt er als de de heldin de probleemmaker ook echt vangt?

Tags

Chocolademelk Koudekoffie Liefde Superheldin