De Babelse Berg

Het was ’s nachts begonnen, die darmkrampen.
In zijn buik rommelde het alsof er een onweer op komst was, dat zijn gedonder in de verte reeds aankondigde. Het beloofde een zware bui te worden.
Geluid van zich verplaatsende luchtbellen, vermengd met de peristaltiek van dunne stront.
Het borrelde en bruiste als een ware waterval in de Ardennen.
Het deed ook zeer, een soort pijn dat je je zou kunnen voorstellen bij een fietsband die veel te hard is opgepompt en dan over de Belgische kasseien moet rijden.
Hij draaide zich op zijn andere zij om de stuwende en persende poep in de goede richting te laten stromen, maar het mocht niet baten.
Gewoon achterover op zijn rug liggend, voelde hij zich nog het beste.
Het gegrauw en gegrom in zijn darmen nam steeds dreigender vormen aan. Je kon de buikwand zien bewegen.
Het leek wel een zwangere buik, waar je van tijd tot tijd uitstulpingen zag bewegen van schoppende foetussen. Ja, het wordt vast een voetballer, zei oma dan meestal.
Ook de kunstschilder had gevoel zwanger te zijn en met de dreigende bevalling voor de deur. De persweeën verplaatsten zich langzaam naar zijn uitgang.
Hij besloot een eindje te gaan lopen, omdat hij van mening was, dat bewegen wellicht de beste manier was, om dit vreselijk ongewenste schijtkind zo snel mogelijk geboren te laten worden..
Had hij dat maar niet gedaan, dat eindje lopen.
Eenmaal in het midden van het kleine dorpje aangekomen was de zaak reddeloos verloren. Geen houden meer aan.
Niets zou deze naderende lawine van fecaliën nog tegen kunnen houden.
Hij wilde naar huis rennen, maar bij de eerste sprong voelde hij het al, te laat.
En midden op het nog stille en halfdonkere dorpsplein gebeurde het.
Het was vijf uur in de morgen en de zon was net begonnen met het opwarmen van de wereld. Het zou wederom een hete dag worden.
Een zomerbuikgriepje flitste het nog even door hem een en toen rukte hij zich de broek van de kont en liet de natuur de vrije loop.
Hij nam de zithouding aan en met grote kracht spoot de brij naar buiten.
Er kwam geen einde aan.
Zoveel stront kwam er uit zijn achterste, dat hij er bij moest gaan staan, wilde hij niet zijn billen met de berg poep in aanraking laten komen.
Maar de berg werd groter en groter.
Zo groot, dat hij tenslotte niets anders wist te doen dan er op te gaan zitten. Nog steeds stroomde de drollen uit zijn buik naar buiten en stuwde hem omhoog, zittend op zijn eigen heuvel.
De bevolking sliep nog en alles was stil op het pleintje, alleen het kreunen en steunen van de schilder was te horen, terwijl de berg hoger en hoger werd.
Hij zat nu al op ooghoogte met het verkeersbord dat zei: “verboden te parkeren”.
En door ging het maar, steeds maar door, hoger en hoger tot hij met het hoofd op gelijke hoogte was met de kruinen en kronen van de eeuwenoude lindebomen.
Toen pas stopte de aanmaak
De tornado’s in zijn buik bedaarde en het gekreun en gesteun van de darmen nam af tot een redelijk aanvaardbaar niveau.
Naast hem in de boom zag hij een paartje houtduiven, die bezig waren hun nest op te ruimen.
Aan de andere kant van hem zag hij boven de bomen uit de kerktoren van het dorp. Half negen stond op de kerkklok, die direct begon te luiden om de gelovigen op te roepen uit hun huizen te komen en zich naar het godshuis te spoeden.
"Goidallejezusnoganto", panikeerde de kunstschilder, want op zondag mag de Heer aangeroepen worden. Maar alweer te laat.
De mensen kwamen uit hun huizen, zoals ze dat altijd deden.
De protestantse bijbel en het liedboek in de ene hand en aan de andere arm bungelden de sombere vrouwen, die werden voortgesleept naar het heiligste plekje van het dorp.
Verwonderd over zo’n vreselijke stank, bleven ze voor hun buitendeuren staan en verbijsterd staarden ze niet-begrijpend naar het midden van het eens zo open en vooral schone plein.
Vastgenageld door de schrik en het besef dat de, door god geheiligde, dag zo werd bedorven. Daar moest de Heere toch wel een hele grote straf opzetten.
Wat een afschuwelijk gore stank en ze vroegen zich af, wie de grote berg stront daar de afgelopen nacht zou hebben neergegooid.
Koemest waren al die boeren wel gewend, maar wat op het land hoort te liggen hoort niet op het plein vonden ze. Wat een hoogte, tot bijna boven de bomen. De gezichten hieven zich ten hemel om het topje van de berg te kunnen zien.
“ Hij zit er boven op!! “schreeuwde ongelovig een gelovige:”Hij zit er godverdomme boven op!! Excuses Heer.”
“Hij heeft geen broek meer aan zijn reet!!” krijste een godvruchtige kerkgangster.
De zwartgeklede mannen lieten hun bijbels en liedboeken vallen en bedekten de ogen van hun eveneens zwartgeklede maar roze-blozende vrouwen.
Op zondag mochten ze niet opbellen van de kerk, maar nood breekt wetten. N.o.z.(Niet Op Zondag) bestond niet meer.
De politie werd gebeld en reeds binnen enkele minuten kon je de sirene horen aankomen.
De kunstschilder hoorde het ook, maar veel leuker was, dat hij de politieauto over de bomen in de verte ook kon zien aankomen.
Op de landweg zag hij hem naderen, grote snelheid en zwaailichten.
Ook de pastor was op het lawaai afgekomen en toen de politie was gearriveerd sommeerde hij zijn schapen subiet het hok van god in te gaan en daar al biddend af te wachten op de dingen die zouden komen.
"Dit zou wel eens het begin van het einde der wereld kunnen betekenen," hield hij de gelovigen voor. Openbaringen, eschatologie, het einde der dingen, wederkomst van Jezus, die alles zou reinigen wat verdorven en bescheten was.
“Kom d’r af!!’ schreeuwde de agent tegen de kunstschilder.
“Ja ja, rustig aan,” mompelde die," 't is zondag".
Langzaam afdalend, voorzichtig om niet uit te glijden en in de diepte te storten, klauterde de kunstschilder zijn berg stront af.
“Wat denk je wel, wat dit gaat kosten?” taterde agent, “Wildplassen is al vijfentachtig euro, nou… nou…wat denk je dan dat je dit gaat kosten??? Een hele hoop, zeg ik je, een hele berg met geld, makkertje!”
“Ik kon het niet helpen, agent,” zei de kunstschilder, ”het was eruit voor ik er erg in had.”
Inmiddels was de zon bijna naar zijn hoogste punt gestegen en de hitte deed de berg niet alleen dampen, maar ook de buitenkant verharden.
En omdat het nog weken lang daarna alsmaar heet bleef, droogde de berg tenslotte geheel uit en verhardde tot een prachtige klimberg voor de kinderen.
Een klimberg met een natuurlijk uitgesleten glijbaan.

Jaren later zag je borden aan de kant van de weg staan, waarop geschreven stond: Restaurant “De Groeiende Berg”.
Een eethuis stond aan de voet van de voormalige strontberg, waar de gasten na hun maaltijd met een sleepliftje naar boven werden gebracht om aldaar hun behoefte te doen, waardoor de berg nog steeds groeide en steeds hoger werd.
Hiermee wilden ze zolang doorgaan tot ze de hemel hadden bereikt.
Dit laatste was een eis van de dominee, want hij wilde dit project alleen sponsoren als de hemel er bij betrokken was. Waarlijk een Babelse Berg.

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

19-04-2016

Over dit verhaal

als de nood het hoogst is, is het plein nabij

Tags

Godvruchtig Hogenood Indigestie