Teder

Het bos geurde nog na van de regenbui van eerder die dag. De kleine nachtdieren scharrelden al in de bomen en in de struiken, maar deze man en deze vrouw hadden alleen oog voor elkaar.
Hij, breed in de schouders, zij nauwelijks reikend tot zijn kin; hand in hand, zij met haar hoofd licht leunend tegen zijn arm.
De hunkering naar elkaar was zo sterk, dat het als een sidderende waas om hen heen leek te hangen. Twee mensen, verliefde mensen, met één gezamenlijke gedachte, één gezamenlijk verlangen.

Hij was in deze streek geboren en wist waarheen hij haar zou brengen, zij wist dat ze bij hem hoorde en hem kon volgen.
De oude schuur, eens van de grootvader, toen van zijn vader, nu half vervallen maar nog steeds het thuis van oude, verroeste landbouwmachines. De maan, in haar laatste kwartier, scheen door de halfvergane dakspanten en maakte die plaats, vol oude herinneringen, tot een warm nest voor het liefdesspel van deze twee mensen.
Er was nog een restant hooi in dit nest, en daar leidde hij haar naar toe.

Zelfs in hun drift om elkaar te bezitten was er tederheid tussen deze twee mensen. Hun ademhaling vertelde de noodzaak om haast te maken; de tederheid voor elkaar maakte deze ontmoeting tot een haast heilig gebeuren. Langzaam, oh zo langzaam, werd ieder kledingstuk uigedaan - hij bij haar, zij bij hem. Kusjes tussendoor, een gefluisterde liefkozing - hoe mooi zij was, hoe sterk en trots hij was. Het bed van hooi zal de plek zijn waar zij hun liefde voor elkaar zullen consumeren. Het maanlicht toverde een zilveren glans over haar lichaam; over die stevige ronde borsten met hun harde tepel. Zij, zilveren glorie, strekte haar armen naar hem uit en ontving hem.

Zelden had hij een zo mooie vrouw gezien én kunnen bezitten; hij nam haar voeten in zijn handen, kuste haar tenen, een voor een; toen haar kuiten en knieën; ze had haar handen om zijn hoofd, haar nagels krabden zachtjes door zijn haar; ze trilde licht - net als hij. Omhoog ging zijn mond; zijn handen volgden het pad van zijn lippen. Oh zaligheid, zijn mond op de splitsing van haar benen; ze hief haar heupen op om hem beter te kunnen ontvangen. Hij zei haar zacht hoe zoet ze smaakte, zij kon alleen zachtjes kreunen.

De maan keek vriendelijk toe hoe deze twee mensen zich overgaven aan de zoete pijn van de liefde, het genot van de zinnen, en de eindeloze kleine dood van een orgasme.

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

11-04-2016

Over dit verhaal

Tederheid, Lust

Tags

Liefde