Ome Klaas

Het is een echte volksbuurt en als kind noem je de buurman en buurvrouw al snel 'oom' en 'tante'. Vaak met alleen hun achternaam erbij: Ome Smit, Tante van Dongen. Bij oom Klaas en zijn vrouw deed men dat toch liever niet. Hun achternaam is Conijn én ze hebben al twaalf kinderen, met een dertiende onderweg.
De familie woont in een groot huis aan het einde van een weg. Achter dat huis een nog grotere schuur waarin ome Klaas zijn geld verdient. Hij ziet ook overal geld in.
Wasmachine in de soep gedraaid: ome Klaas komt 'm wel even halen. Je auto klaar voor de sloop: ome Kees weet er wel raad mee. Overal haalt hij de nog bruikbare onderdelen uit en verkoopt de rest als oude metalen.

Tante Marie - zo heet de vrouw van Klaas - doet ook mee. Veel tijd heeft ze niet over, maar ze fokt fazanten. Geld verdienen kan ze er alleen mee tegen de Kerst. Dan draait ze alle lekkere malse vogels hun nek om, plukt ze en legt ze met hun blote kontjes omhoog op rijen voor de schuur. Dan komt ome Klaas met zijn jachtgeweer en jaagt een schot fijne hagel in al die achterwerkjes.
-Zo, nou benne het wilde.

Klaas en Marie zijn al vroeg aan kinderen begonnen en toen ze eenmaal bezig waren hun gezin te stichten, konden ze niet meer ophouden. Ieder jaar komt er een spruit bij. Allemaal potige jongens, elk van hen een halve kop kleiner dan de vorige.
-We make d'r een heel alfabet van, zegt hij wel eens.
Tja, uit de keuze van de namen blijkt dat ook wel:
Appie, Bert, Corné, Dirk, Evert, Fred, Geert, Herman, Ido, Jan, Karel, Lowie.
Met nummer dertien op komst zal het wel een Marijn worden, al verlangt Marie naar een Maartje.
- Mijn orregelpijpies, noemt Klaas ze liefhebbend.
Zet al die blonde koters op een rij naast elkaar en je kan er een liniaal langs houden.
Inderdaad, net een rij orgelpijpen, elk een stukje korter dan de vorige.

In het café annex wijkhuis, drinkt Klaas graag op de zaterdagnamiddag een jenevertje. Wanneer hij meldt dat Marie weer 'aan het nestelen is' geeft hij een rondje. Iedere keer weer lacht hij wanneer er iemand zegt dat-ie Jansen had moeten heten en geen Conijn.
Eens een keer verslikte hij zich in zijn glaasje.
-Zeije ze bij het gemeentehuis ook. Ik most een nieuw rijbewijs hebbe. Most ik tekene en ik maakte d'r een geintje van. COnijn, met twee lange oren en een snuitje op de O. Most ik 38 Euri betalen voor een nieuw rijbewijs.
Tegen de avond gaat Klaas behoorlijk aangeschoten naar huis.

Alle jongens van het gezin Conijn zijn jarig in mei, zelfs drie op één dag, Lowie de jongste op de 26ste. In het laatste weekeinde van die maand maken ze er een groot feest van en vieren alle verjaardagen tegelijk. 'Ons hengstenbal', noemt Klaas het, want al mogen alle jongens iemand uitnodigen, er is nooit een meisje bij.

Dat jaar, op 29 april, krijgt Marie weeën.
-Wat krijge we nou Marie? Hebbie gisteren wat verkeerds gegete? Het is apríl!
-Nee Klaas, ik weet het zeker. Nummer dertien staat voor de deur. Ik noem d'r Maartje.
Eén minuut na middernacht, dus op 30 april, is daar nummer 13. Geen Maartje, stelt Marie een beetje verdrietig vast.
-Jemig Marie, wat hebbe we nou gemaakt? Dat jong lijkt krek een gevild knijn.
Ook Marie stelt vast dat haar jongste niet lijkt op haar vorige borelingen.
-Klein maar fijn Klaas, maar het lijkt me geen Marijn.
Ze besluiten hem Sjoerdje te noemen.

De twaalf zonen maken hun opwachting. Als een kudde blonde schaapjes staan ze om hun moeders bed, Lowietje op de arm van Klaas.
-Is die wel voor ons ma? vraagt Bert.
-Kan je 'm ruilen? vraagt Fred.
-Ik had best een zusje gewild, zegt Ido.
Marie lacht de lach van een moeder, Klaas gaat in de namiddag naar het café en komt die avond apelazarus thuis.

Twaalf struise blonde zonen en een schriele en rooie Sjoerdje. Twaalf blonde waakhonden voor 'het knijn'. Hun pa mag hem dan wel eens zo noemen, ieder ander die iets ten nadele van Sjoerdje zegt kan een klap voor zijn harses krijgen.
-Lillek ding dat, zegt Ruud, de buurjongen. Blauw oog.
-Die is van de melkboer, zegt een andere buur en krijgt een schop tegen zijn schenen.
Intussen weet het kindje zich gekoesterd en gedijt prima.

December is altijd een speciale tijd voor het gezin van ome Klaas. In de eerste dagen van de maand gaat Klaas met zijn jachtgeweer de velden in. Een grote haas komt dan te hangen aan een haak net buiten de schuur, onder het afdak.
-Effe lekker late besterreve.
De jongens herinneren zich nog hoe erg lekker de stoofpot smaakt die Marie er met Kerstmis van maakt. Dat het dier tegen die tijd behoorlijk sterk begint te ruiken deert hen niet.
Deze decembermaand is het anders. Sjoerdje, nu bijna 8 maanden oud, heeft het dier zien hangen en houdt niet op met huilen. Hij zit in zijn maxi-cosi op de brede drempel van de schuur, hij wijst naar het kadaver in z'n bruine bontvacht en is ontroostbaar. Is het te fris om hem buiten te laten, dan staat hij in zijn box voor het raam, wijst en huilt tranen met tuiten. Marie wordt er moedeloos van.
-Haal 'm weg Klaas, ons jong kan er niet tegen.
Klaas wordt tomatenrood, de jongens protesteren. Maar, wie is de baas in een gezin met 14 mannen? Juist. Met Kerst eten ze rollade en fazant, 'echte wilde'.
Dat is één traditie die sneuvelt.

Kerstboom met cadeautjes eronder. Ieder jaar een klein pakje zonder naam. Moeder Marie die het dan openmaakt en plechtig zegt:
-Dit, jongens, is voor het nieuwe kindje. Dan zit er een truitje of een rompertje in.
Er wordt in handen geklapt. Weer een Conijntje op komst.

Deze Kerst geen klein pakje. De jongens schuifelen onrustig.
-Pa, ma?
Klaas neemt nog een slokje uit zijn glas jenever en kucht.
-Ja manne, je moeder en ik denke: dertien is toch zát en late we wel weze, Sjoerdje telt voor meer dan één.
Traditie nummer twee is ter ziele gegaan.

Het alfabet van twaalf gaat naar school en leren een vak. Appie gaat met zijn vader werken.
-Die jonge hep gouwe handjes, zegt ome Klaas altijd. Altijd de zorgzame vader, geeft hij zijn raad aan de anderen.
-Jonges, jullie motte een vak leren dat de mense altijd nodig hebben.
De familie Conijn telt op den duur een metselaar, een loodgieter, een stratenmaker, een stukadoor, een timmerman, inderdaad al die vakken die altijd geld in het laatje brengen.
Ome Klaas is een trotse vader, op al zijn grote zonen, maar het meest trots is hij op Sjoerdje.

In het café wordt Sjoerdje, inderdaad een héél slimme jongen, door ome Klaas tot een sterrenstatus verheven.
-Dat jong van mijn is nog geen zes en ken al leeze.
-Mijn Sjoerd gaat perfesser worde, ik voel het an me water.
-Die nummer dertien van mij wordt een nummer één, kom ik geef een rondje.
Zijn vrienden knikken en laten zich het pilsje smaken.

Voor wie leeft en werkt met plezier vliegt de tijd. Zo ook voor de Conijnen.
Van de jongens wonen er nog 6 thuis. Alsof ze het zo hadden afgesproken: eerst trouwde Appie, toen Bert en Corné, en zo voort. Ze hebben zich allemaal een huis aan de rand van de stad gebouwd, want, zoveel bouwkennis in één familie maakt prima huizen. Net als Klaas en Marie beginnen ze snel met kinderen.
-Klaas, moeten we ons zorgen maken over zoveel konijnen in de buurt? klinkt het plagerig in het café. Het lijkt wel een pláág man. Nooit zoveel konijnen bij mekaar gezien. Moeten we bang weze voor miks .. miks ...
-Myxomatose, zegt Klaas, die wel erg slordig met de Nederlandse taal omgaat, maar beslist niet dom is.
Hij steekt zijn borst vooruit, duimen in de band van zijn broek. Hij grijnst breed en geeft een rondje.

Moeder Marie heeft minder te doen en fokt nu ook konijnen die Ome Klaas, tegen de Kerst, tot 'echte wilde' maakt. Sjoerdje heeft het er ieder jaar moeilijk mee. Huilen doet hij er niet meer om, maar wanneer Klaas zegt dat het tijd is om voor de Kerst te gaan zorgen, dan zit Sjoerd op zijn kamer en leest een boek. Hij is nu twaalf jaar oud en lijkt niet meer op een 'gevild knijn', maar lijkt ook niet op zijn broers. Waar de blonde Conijnen allemaal breed van bouw zijn, handen als kolenschoppen en stevige benen onder de kont hebben, is Sjoerd slank.
-Marie, die kleine jonge van ons hadde we ook Maartje kenne noeme. Hij is godbetert zo mooi as een meissie.
-Ja, en wat de andere jongens in hun handen hebben, heeft onze Sjoerd in zijn koppie.
Twee heel trotse ouders glimlachen naar elkaar.

Van de lagere school naar het gymnasium. De Conijnen kunnen er niet over uit hoe goed de jongste kan leren.
-Het komt 'm gewoon aanvliege, zegt Klaas in het café, ik had altijd wel gedacht dattie perfesser zou worde. Hij ken ook al latijn en wat mottie daar nou mee?
Hij geeft een rondje.
Ome Klaas heeft vaak gelijk, maar deze keer niet, Sjoerd wordt geen professor.

Klaas en Marie hebben al veel grijze haren tussen het blond. Ze denken erover te gaan verhuizen want alleen Lowie en Sjoerd wonen nog thuis. Appie kan dan in het grote huis gaan wonen met zijn 6 kinderen, dicht bij zijn werk in de schuur. Klaas zal hem dan een paar dagen in de week helpen want, grijzend of niet, er zit nog genoeg pit in hem.

-Marie, nou is Sjoerdje van de hoge school maar waarom gaat-ie niet werreke?
-Hij werkt wel, Klaas, hij schrijft.
-Ik schrijf ook, maar daarvoor zit ik niet hele dage op me kamer.
-Hij schrijft verhalen en werkt aan een boek.
-Néé, een boek!? Marie, wie zal dat dan leeze? Onze jonges leeze ook niet. Kannie daar geld mee verdiene? Hebbie dat boek gezien Marie?
-Ik heb zijn boek gezien. Nou ja, het moet nog een boek worden. Het is nu een doos vol papier met woorden erop.
-Waar gaat het over?
-Weet ik niet.
-Wéét je het niet Marie, jij ken toch leeze?
-'t Is in het Engels en hij schrijft als Simon.
-Simon, is-ie nou helemaal?! Is Sjoerd niet goed genoeg?
-Niet wanneer je Engelse boeken schrijft, zegt-ie.
Ome Klaas haalt zijn neus luidruchtig op en stopt zijn handen diep in de zakken van zijn overall.
-'t Mot niet gekker worde, zegt hij.

Een half jaar later in het café.
-Me jonge gaat naar Amerika, hij hep een boek geschreve en dat lezen ze daar.
Ome Klaas kijkt niet erg blij en geeft ook geen rondje.
Zijn maats vinden het mooi nieuws om verder door te vertellen.
-Hé Klaas, gaat smalle Sjoerdje nog beroemd worden.
-Hij heet geen Sjoerd meer, bromt Klaas, hij noemt zich nou Simon. Símon, gatver.
-Simon Conijn in Amerika, nou Klaas ik ken niemand die beroemd is.
-Geen Sjoerd, geen Conijn. Dat ken niet as je Engelse boeke schrijft.
Hij giet in één teug zijn jonge jenevertje in zijn keel.
-Kom op Klaas, Simon hoe dan?
-Geen idee, rare naam, ook Engels. Ik ken 'm niet onthouwe.
-Klaas, jongen, Sjoerd of Simon, je jongen heeft het gemaakt hoor. Hier, je krijgt een jenevertje van me.

Licht zigzaggend op weg terug naar huis realiseert Klaas zich dat hij voor het eerst van zijn leven eens niet een rondje had gegeven, maar een eerste gratis consumptie heeft gekregen. Hij smakt even met zijn lippen en mompelt: 'op Simon'.

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

28-03-2016

Over dit verhaal

Een heel gewoon gezin, maar toch zo apart ...

Tags

Familie