Zondag

Zondag

Wat voelde ze zich beroerd, die zondagmiddag. Buikpijn en misselijk.
Van de garnalen, dacht ik, want mijn kinderen en ik aten die beesten niet en wij voelden ons prima.
"Dat heb je ervan als je teveel eet," zei mijn dochter, terwijl ze haar half leeggegeten bord van zich afschoof.
"Eigen schuld," voegde de jongste er aan toe. Maar het is vakantie en dan mag je je niet beroerd voelen, dan moet je genieten van de zon en het water.
Nu was mijn vrouw, behalve beroerd, ook een groot zonaanbidster.
Dus zei ze:" Ik ga maar even op het strandje liggen, dan zakt het vast wel."
Daar ging ze, gewapend met stretcher en een tweedehands boek van de rommelmarkt.
De kinderen speelden, een verre gitarist kweelde en ik verveelde me. Je zit in je stoel in het zonnetje en bekijkt de andere campingbewoners. Een dikke getatoeëerde man op nummer 9, slanke vrouwenbenen op nummer 20 en een enorme grote boezem op nummer 16.
Vanuit de verte, achter de bosrand vandaan drong een vaag gezang ons veldje binnen. Een gezang, dat ik kende vanuit mijn kinderjaren. Het was een kerkelijk lied, want in de kerk hebben ze geen liedjes, maar liederen.
Mijn kinderen zongen deze liedjes ook wel, als ze thuiskwamen van school en stichtelijk onderwezen waren. Tenslotte was het zondag, de dag des Heeren, de dag dat de kerken het actiefst zijn.
Het was zo rustig op ons veldje, dat het net een echte zondag leek. De gemelijke sfeer van de zondagen uit je jeugd stroomt dan direct weer je lichaam binnen. De sfeer van het middagdutje van vader en moeder op de bank, nadat ze ernstig waren vermaand door een hoog boven de gemeente uittorende dominee.
De sfeer van somber verlichte kerken met de geur van oud papier, van geen lawaai maken en niet buitenspelen.
Nieuwsgierig geworden slenterde ik de camping over op weg naar het gezang. Om de een of andere reden blijft het toch altijd aan je trekken.
Een geur van pannenkoeken streelde mijn neus. Lekker, dacht ik, maar dan met spek en kaas.
Aangekomen bij de bosrand, naast de ingang naar het strand, hoorde ik kindergejoel aan de andere kant van de bomenrij. De kerkdienst was kennelijk afgelopen en nu waren ze weer vrij.
Een aantal rende tussen de bomen door de camping op. Andere kinderen liepen in groepjes van drie. Elk groepje had een doos bij zich, die voorzichtig werd gedragen. Creatief met onze lieve Heer,dacht ik. Op dat moment zie ik mijn vrouw verschijnen in de ingang van het strandje. Haar gezicht nog grauwer dan voorheen van de garnalen.
Een groepje kinderen met doos houden haar staande.
Holle ogen van iemand die heel erg misselijk is kijken de kinderen aan.
"Mogen wij U wat vragen, mevrouw?" vroeg er een.
"Zeg het maar." zei ze maar haar stem klonk vreemd, net zo hol als haar blik.
"Wij hebben zojuist in de kerk geleerd, dat Jezus het brood deelde met alle mensen. Nu hebben wij poffertjes gebakken en vragen wij U of wij die met U mogen delen." En terstond duwden ze haar de doos met de dampende poffertjes onder de neus.
"Mag ik even bedanken!" stootte ze uit, liet haar boek en stretcher vallen
en rende naar de toiletten, nagestaard door de verbaasde kinderen.
"Na, die is gek.." zei en een.
Ik raapte het boek op. Er zat een beetje modder op de kaft.
Nou ja, dacht ik, het toch maar een tweedehandsje

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

08-02-2016

Over dit verhaal

de landerigheid van de zondag

Tags

Camping Kampeerkerk Misselijk