Een boom van stand

Aangenaam, mijn naam is Aesculus Carnea, maar niemand noemt mij bij mijn naam ..
kinderen noemen mij "boom" en dan zegt een vader of een moeder: het is een kastanjeboom. Het zegt wat van de scholing, denk ik dan, ik ben een paardenkastanje!!
Ik ben groot, trots, sterk en ik voel en ik zie.

Niet alleen mijn naam is voornaam, ik mag ook gelukkig zijn dat ik op stand sta, met mijn rug naar het riviertje de Mark, dat zich door de stad slingert, en mijn zicht is op de mooie witte villa, waar op de eerste verdieping, ja, in dat hoekkantoor, de Blonde werkte.
Mijn adres wilt u weten? Aan de Seeligsingel, kort na de splitsing met de Sophiastraat, tegenover de villa met het huisnummer 42. Kom mij gerust eens bezoeken en voel hoe glad mijn lijf is. Lijf, denkt u... Ja inderdaad: ik beschouw mezelf als een levend wezen. Tegen het einde van de winter rijzen de sappen hoog door mijn nerven tot aan mijn kruin. Op mijn takken vormen zich de kleine bobbeltjes, waaruit in april mijn eerste nieuwe bladeren kruipen. Rillingen van genot voel ik dan, want al dat uitbotten tintelt zo prettig. In mei sta ik in bloei, oh glorie. Prachtige grote roze kaarsen draag ik dan.

Ik ben hier gekomen vlak na de oorlog. Wat voelde ik me trots, ik was toen al prachtig, hoewel jong, maar ik was zó blij dat ik iets kon betekenen voor deze stad, die nog voor een deel in puin lag. Ik sta hier nu bijna 70 jaar en ik kan u verhalen vertellen over wat ik in die jaren gezien en beleefd heb. Ik heb dood gezien, en nieuw leven, ik heb gevoeld hoe mensen in hun wanhoop tegen mijn lijf stonden te huilen. Vond ik niet erg, het is een deel van de taak die ik mij zie opgedragen. Ik maak de vervuilde lucht zuiver, ik bied schaduw, troost en ... ik waak.

Ik waakte jaren over de gouden Toyota van de Blonde. Ze parkeerde haar wagen altijd onder mij, niet onder een van de drie andere broederbomen in deze rij. Ik heb haar al lang vergeven dat ze, bij het achteruit inparkeren, eens met haar bumper mijn lijf raakte. Ik voelde het nauwelijks, en de Blonde haalde haar schouders op toen ze de kleine deuk zag. Ze is niet materialistisch, zag ik toen. Het was een struise meid, die Blonde. Groot, kin in de lucht, trots, ze wist wat ze waard was. Ik moet nu even grinniken -- ze zag er altijd uit als een dame, maar -- ze kon vloeken als een dokwerker.

Ja, je staat dichtbij, haar kantoorramen staan open en dan opeens: wel-godverdómme-nog-aan-toe!! Die donkere, wat hese stem. Temperamentje hoor. Ik voelde wel wat voor de Blonde. Ik kon aan het einde van een dag zien hoe háár dag op dat mooie kantoor was geweest, als ik er haar al niet had zien rondstampen; even de frustratie eruit, op zoek naar een oplossing van haar probleem.

Het liefst zag ik de Blonde in de namiddagzon, waarin haar haar zo goud leek als het dak van haar auto. Wanneer ze dan licht glimlachte, voelde ik mijn bladerkruin zachtjes, als in een groet, voor deze vrouw bewegen.

Ik moet het doen met herinneringen. De Blonde heb ik al lang niet meer gezien. Ik denk nog wel eens aan haar en hoop dat ze gelukkig is -- ik heb haar te vaak erg ongelukkig gezien.

Nu waak ik over andere auto's en moet nog steeds accepteren dat er op mijn wortels gescheten wordt door al die verdomde honden in deze buurt. Dat ze me bepissen kan ik nog hebben, al vind ik het niet echt prettig, ach, honden hè? Die zatte mannen in het weekeinde, uit de kroeg, gulp open achter mijn dikke stam. Dat soort gepis, dat haat ik, net als de maand dat de spreeuwen komen. Zitten ze met honderden in mijn kruin en op mijn takken, en poepen me helemaal onder. Ja zeg, ik ben wel Aesculus Carnea hoor!

Voor mijn leeftijd ben ik goed gezond, ik zal hier nog vele jaren kunnen staan -- zuiverend, beschuttend, troostend en wakend. En ondergepist worden.

Soms denk ik wel eens - je kunt nóg zo'n trotse boom van stand zijn, voor hond en mens ben je soms gewoon een pispaaltje.

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

30-01-2016

Over dit verhaal

Bespied door een boom. En .. ja, ik ben "de blonde".

Tags

Kastanjeboom