Tel alleen de zonnige uren

Het zag er nogal mistroostig uit, het huis grauw op deze sombere voorwinterse dag. Het was goed te zien dat het al lang leegstond. Zoals ieder huis, dat lang onbewoond is, leek ook dit pand teloor te gaan aan gebrek aan leven. Oh, gebouwd voor de oorlog, stond het sterk en nog strak in de stenen, het metselwerk wellicht wat brokkelig hier en daar, maar de kozijnen waren eens beige en zijn nu grijs, net als de flarden gordijn achter de vuile ramen. Het zullen de hoge bomen en struiken zijn, die een sneller verval brachten, zeker niet de zon, want het huis had de zon aan deze kant, de tuinkant, lang moeten missen.

Gras en onkruid, kniehoog, hier en daar geknakt door een windvlaag wellicht, niet door een mensenvoet; bomen die zonder een snoeischaar of zaag konden groeien zoals de natuur dat wilde, en de natuur wilde graag zo te zien; het maakte de diepe tuin tot een donkere kleine wereld. Ik sta daar ongezien, door de welig tierende vegetatie.

Op een dag was ze daar. Een rijzige vrouw maar nogal mager. Ze stond op het terras en leek bijna deel uit te maken van het huis; de kleding grijs en niet erg van deze tijd. Handen in de zakken van haar lange jas, haar kin op de borst. Haar gezicht was bleek en zonder uitdrukking. De wind speelde wat met de slierten haar, blond en lang, in haar nek een lage knot. Ze bukte zich en raapte een paar dode bladeren op, wreef ze tussen haar vingers die ze daarna aan haar jas afveegde.

In de weken die volgden kon men haar zien als een schim achter de ramen. Iedere dag bracht een kleine verandering; nieuwe gordijnen aan een gewassen raam, een lamp op de vensterbank. Ze ging van kamer tot kamer en langzaam kon je het huis warmer en weer levend zien worden. Soms kwam ze even op het terras en kon je zien dat zijzelf nog niet veranderd was. Je vraagt je af of ze ooit nog eens zal lachen.

Je gaat je ook afvragen wie ze was, waarom ze voor dit huis had gekozen. Altijd alleen in een pand met zeker 4 slaapkamers. Op mijn plaats achter het huis kon ik niet weten of er ooit iemand aan haar voordeur kwam; ik zag altijd alleen haar. Ze houdt van muziek, pianomuziek klonk vaak, zacht en vloeiend in de stilte van de avond.

Ze werkte heel de winter door, alleen binnenshuis, en het was goed om te zien dat in het duister het licht in haar huis warm en koesterend was; gouden licht achter blinkende ramen, rook uit de schoorsteen. De tuin had haar aandacht nog niet. Sneeuw bedekte de dennentakken en het gras en de tuin leek even een winterplaatje.

Het voorjaar bracht vreemden rond het huis, mannen die schuurden, verfden en voegden. Het huis werd een thuis en ook de vrouw leek op te bloeien. Haar kleding werd wat flatteuzer en grijs maakte plaats voor rood, en blauw. Ondertussen was het duidelijk dat het de vrouw zelf was die piano speelde. Ze speelde zo vaak dat men heeft kunnen leren hoe haar stemming was op dat uur aan de toetsen. Je beseft je ineens dat je haar stem nog nooit gehoord hebt al heb je al haar stemmingen kunnen benoemen.

Als toeschouwer en luisteraar, nog steeds in de chaos van de diepe tuin, waren mijn dagen redelijk aangenaam, al moet ik toegeven dat ik zo langzamerhand behoorlijk ongeduldig werd ... tenslotte, het huis stond er schitterend bij en ik moest het doen met distels, paardenbloemen, verwilderde struiken en heel veel lang bruin gras. Ik wenste niet meer onzichtbaar te zijn, ik verlangde naar de zon die mij hier niet kon bereiken.

Het werd mei. De dagen werden langer, het weer was mild. Deze ochtend zou anders worden dan de vele ervoor. Het werd al vroeg duidelijk: de ramen stonden open, net als de keukendeur. Heerlijke geuren zweefden de tuin in. Verrassing in aantocht, het moet vast een prettige zijn.

De verrassing kwam in het midden van de ochtend, met het luide geronk van een motor. Stemmen, twee ... nee, drie. Blijde stemmen en schaterend lachen. Een extra verrassing voor mij was de lach van de vrouw, een diepe warme lach. Lang op moeten wachten, zeker, maar - toegegeven - het was het wachten meer dan waard. De woorden van de twee jonge stemmen buitelden over elkaar heen en steeds klonk die warme lach.

Tafeltje en stoelen op het terras, koffie met lekkers.
Blije stemmen vertelden hoe mooi het huis er weer uit zag, bewondering voor de vrouw die dat allemaal in een paar maanden had gedaan. De kinderen waren nog erg jong toen ze hier voor het laatst waren, toen opa en oma er nog woonden.
(Huh? heeft mijn geheugen me in de steek gelaten? Natuurlijk kende ik het echtpaar dat hier oud is geworden. Maar .. dan moet ik de vrouw, hun dochter, toch ook gekend hebben?).
De vrouw vertelde dat zij toen altijd graag in de tuin werkte.
(Ach ja, dat spichtige kind met die lange blonde paardenstaart, ik weet het weer. Ze heet Nora. Mijn geheugen is roestig geworden, net als ikzelf).

Het ware gelukkige dagen, voor de vrouw en voor haar dochter en zoon. Het huis en de tuin alle uren van iedere dag gevuld met hun lachen en praten. Herinneringen, verhalen over hun jaren in Amerika, hun studies en hun ideeën voor de toekomst. Ook de droevige herinneringen aan een vader die te jong was gestorven, over de succesvolle tournees van de vrouw als concertpianiste en het verdriet over het einde van een lange carrière. Ze voelde zich nu gelukkig, ze was samen met haar kinderen.

De jonge mensen maaiden, snoeiden, schoffelden en harkten en iedere dag kwamen ze een stukje dichter naar me toe. Ik wacht vol ongeduld.
Ze vonden me en waren verrast. Zoals ik hen nooit eerder zag, zo zagen ze mij ook voor het eerst. 'Wist jij dat die daar stond mam?'
De warme lach.
Ja natuurlijk wist ze dat, ze ging altijd even bij mij kijken wanneer de zon scheen, zei ze.
(Nu schaam ik mij voor mijn uiterlijk. Ik ben zo lang niet gepoetst, er groeit mos op mijn voet en mijn urenring is niet meer te lezen ... zelfs nu de zon op mij schijnt kan ik mijn werk niet doen...).

Bloed spreekt: kinderen met de aard van de moeder, alle drie weten ze van aanpakken. Dus werd nu de zonnewijzer aangepakt. Behoedzaam werd de roest en het mos verwijderd. Stukje voor stukje brachten ze mij terug in mijn oude glorie, glanzend en de
uren aangevend. Mijn mooiste moment kwam toen de moeder en haar kinderen bij mij stonden en de vrouw met haar vinger mijn motto volgde. Ze sprak, zacht.

'Ik herinner me deze woorden nog goed, al heb ik er heel lang niet aan kunnen denken. Ik was wellicht niet zo verdrietig geweest wanneer ik het mij had herinnerd. Ik was vergeten dat dit zo'n wijze les is. Nadat jullie vader overleed en ik later mijn werk moest opgeven was ik niet gelukkig. Ik miste de tournees en ik miste jullie en ik miste mijn land. Ik besloot toen dat ik naar dit huis terug zou gaan en het een thuis zou maken, voor mezelf en voor jullie.
Nu ik het weer gelezen heb vind ik troost in die gebeitelde woorden en zal er nu ook naar leven. Kijk...'.

Weer volgde haar vingertop de letters


TEL ALLEEN DE ZONNIGE UREN

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

16-01-2016

Over dit verhaal

Voorwerpen -- ook zij kunnen een stem hebben. Dat is mijn mening tenminste, en daarom laat ik hen vaak, via mij, spreken ... zoals deze zonnewijzer.

Tags

Eenwijzeles