Ouder worden

Over ouder worden en je plaats in het leven.

Eerst ben je een jonge hond. Je denkt veel te weten. Net van school af, lekker eigenwijs. Een beetje de blits maken met je zelfverdiende geld. Veel zuipen, roken, of allebei. De andere dag laat maar gezond weer op. De wereld is fantastisch, je bent jong en gelukkig. Verkering doet je zelfvertrouwen toenemen en je jeugdpuistjes vergeten. Wie maak je wat. Zorgen zijn voor morgen en aan morgen denken we vandaag niet. Dollen met je vrienden en in het weekend sporten en lekker stappen. Een beetje bij je ouders zeuren om extra geld. Vooral niet zeggen waar je naar toe gaat, met wie je weggaat en hoe laat je thuis komt. Lekker puberen dus. Muziek moet hard, anders hoor je het niet. Zeuren om een brommer en autorijlessen. Je hebt nog nooit geneukt, het wordt eindelijk eens tijd. Je staat voor niemand op en houdt voor niemand de liftdeur open. Plaats in het systeem: aanvaller.

Dan krijg je een serieuze relatie, gaat trouwen of samenwonen. Je neukt het Ikea-bed makkelijk kapot. Misschien komen er ook kinderen, maar dat maakt eigenlijk niet meer uit. Je gaat zelfstandig wonen. Je ziet voor het eerst echte rekeningen en je moet denken aan morgen, overmorgen en volgende week. Daarmee komen ook de zorgen. Je neemt het leven serieus, meestal te. Je merkt op je werk dat je hard aan moet poten wil je carrière maken. Je hebt nog veel te leren en andere meer ervaren mensen zeggen je wat en hoe je het moet doen. Vaak ben je eigenwijs, doe je het toch anders en ga je onherroepelijk op je bek. Met vallen en opstaan leer je het vak. Stappen doe je nog wel, maar niet meer zoveel. Niet omdat je moe bent, maar omdat het geld niet op je rug groeit. “Hoe deden mijn ouders het” vraag je je af. Voor ouderen houd je de liftdeur open en je zegt meneer of mevrouw tegen ze. Je schopt nog af en toe ergens tegen aan, maar vaker conformeer je je aan het systeem. Plaats in het systeem: middenvelder

Je bent de dertig gepasseerd. Nu moet je het gemaakt hebben, anders ben je volgens kenners de rest van je leven te lul. Jij vertelt die jonge gasten wat en hoe ze het moeten doen. Oudere collega’s probeer je te mijden. Ze zeuren te veel van “dat hebben we in het verleden ook al eens geprobeerd en toen werkte het ook niet”. Je kinderen zie je nauwelijks, je werk is hoofdzaak. “Goh, heeft die kleine verkering? Ik wist nog niet eens dat hij al kon lopen.” Als je relatie in stand blijft heb je mazzel of je partner is een heilige. Beide kan natuurlijk ook. Je maakt - te - veel uren en bent moe als je thuis komt. Neuken doe je niet meer, geen tijd geen zin. Centjes verdienen. Iemand moet het toch doen? Je collega’s probeer je het wijgevoel aan te praten. Bedrijfsfeesten vind je het einde. Werkoverleg vind je belangrijk en je schudt van tijd tot tijd mee aan de reorganisatie boom. Veranderen is noodzakelijk om vooruit te komen, ben je met het management van mening. Ze houden de liftdeur voor je open en zeggen “meneer” tegen je. Plaats in het systeem: nummer 10.

Gezegd wordt dat het gevoel dat je ouder wordt geleidelijk komt. Dat is absoluut niet waar. Dat gevoel overvalt je ineens. Ineens merk je, als je een man bent tenminste, dat je niet meer zo hard kunt plassen. Je kunt het nog maar nauwelijks verbergen dat je niet meer sterker bent dan je kind. Je bent te dik. Het heeft geen zin meer om je buik in te houden om zodoende te trachten indruk te maken op jonge meiden. Dat heeft nooit indruk gemaakt, maar nu voor het eerst dringt de harde waarheid tot je door. Je merkt dat stappen nog wel leuk is, maar dat je minstens een dag nodig hebt om weer bij te komen. Ineens loop je niet meer zo hard, heb je een kunstgebit en kost het trappen lopen je veel moeite. Ineens weet je het: ik word oud. En wanneer je dat beseft, weet je dat het tijd wordt om weer van systeem te gaan veranderen. Collega’s gaan je mijden omdat je net iets te vaak vertelt dat je het vroeger ook zo geprobeerd hebt, maar dat het toen ook al niet werkte. Je vindt het werkoverleg zonde van je tijd en naar feesten van het bedrijf ga je niet meer. Je probeert wanhopig je relatie weer te redden en je kleinkinderen dat te geven wat je eigen kinderen gemist hebben. Je neukt weer en praat met je partner. Dat laatste is wel effe wennen. Je probeert erbij te zitten wanneer er voor de zoveelste keer gereorganiseerd wordt en mensen moeten afvloeien. Je bent teleurgesteld als dat niet zo is. Je neemt al je verlofdagen op en ook iets vaker ziekteverlof, omdat je tijd nodig hebt om bij te komen. Plaats in het systeem: laatste man.

En dan weet je al dat je hierna voor de laatste keer van systeem moet veranderen. En dat gebeurt wanneer je met pensioen gaat. Als je pech hebt speel je daarna de rest van je leven bingo in het buurthuis of leer je opnieuw stijldansen in het bejaardentehuis. Moet je allebei doen, dan heb je grote kans dat je later door de Paus tot erkend martelaar wordt verheven. Bier drinken doe je nog maar zelden. Je moet er zo van pissen. Dat is niet handig als je nog naar huis moet of moeite hebt om je gulp open te krijgen. Vroeger kon je een vlieg van het plafond af zeiken, nu ben je al blij als je af en toe het toilet weet te vinden. Namen onthoud je niet meer. Muziek moet hard, anders hoor je het niet. Zeuren voor het rollatorexamen. Je kleinkinderen krijgen zelf kinderen en je gaat met de Henri Dunant “gezellig” op vakantie langs de Rijn. Plaats in het systeem: op de bank.

© Copyright Verteller

Ingezonden door

Verteller

Geplaatst op

09-10-2015

Tags

Oudleven