De drie Moelga’s.

Zij sjokten door het ijskoude Afrika, om over de bergen en door de grotten, om in het land van hun vader te geraken, een mooi verhaal, maar hoe ging het verder.
Zij lagen in het riet en ongemerkt kwam het water steeds hoger, het was lekker warm water en bovendien lagen ze elk op een verlaten drijfnest, zo kwam het dat zij, na verloop van tijd, rustig dobberend met de stroom meedreven, maar zie, zij dreven niet werkelijk maar werden geleid, want door het water bewogen zich drie lelieblanke nimfen en zij stuurden de drie slapende moelga’s over de weidse watervlakte naar een eiland dat zich daar uit het meer verhief, of rivier of beide en zo landden zij daar en zij wakker werden en de nimfen zagen.
De jongste van de drie moelga’s had tijdens het laatste deel van de grote reis een nimf ontmoet en zei tegen zijn broers dat zij niet bang behoefden te zijn voor deze witte wezens.
De nimfen lachten en vroegen aan de jongste of hij hun zus had ontmoet en hij vertelde hen van zijn ontmoeting en hoe zij zijn toversteen had bewonderd.
Maar dan van het eiland kwam een witte figuur naar de oever gelopen waar de moelga’s lagen, de nimfen weken eerbiedig terug en verdwenen in het water dat zich rimpelend boven hen sloot.
Bij moelga’s aangekomen sprak de vreemdeling hen vriendelijk toe, hij heette hen welkom en vroeg hen om mee te komen.
De drie sprongen verrassend snel van hun waternesten, ze verbaasden zich er zelf over en volgden de witte verschijning. De tocht, als je het zo mag noemen, duurde lang, althans voor wat kon worden verwacht op zo een klein eiland.Maar uiteindelijk kwamen ze in een omgeving waar ook andere wezens waren, moelga’s maar ook mensen en andere dieren.
Uit hun midden kwamen enkelen op hen toegelopen, zij herkenden enkelen, het was hun vader, het was hun moeder en het was de zeeman. Hun weerzien was niet verrassend maar leek zowel alledaags als gelukzalig.
Zij spraken lang met elkaar.
De zeeman verhaalde hen hoe hij in de hut waar zij geboren waren had geleefd en op een dag in slaap was gevallen en hier op het eiland wakker was geworden, maar hij denkt ook vaak dat hij nog droomt.
Hun moeder vertelde hen dat zij voor hen noten aan het verzamelen was toen de zwarte iemanala kwam en alles zwart werd en zij vluchtte, maar ook vaak denkt zij nog dat zij nog vlucht en ook weer thuis zal komen.
Tenslotte hun vader, hij zocht in een nacht in de bergen beschutting tegen de kou en in een ijsgrot is hij daar gaan liggen wachtend op het ochtend, zo denkt hij nog dikwijls, het ochtendlicht zal zeker komen.
Alle drie ontkenden het eiland, ook de drie jonge moelga’s begonnen al te twijfelen, zo is het langzaam sterven.

Guido van Geel

© Copyright guido van geel

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

12-09-2015

Over dit verhaal

‘Het is het slijk der aarde’, zei het varken en meldde zich bij de slager.

Tags

Guidovangeel Walterdelamare