de Moordenaar

Moordenaar

Het was een aardig appartementje, dat ze gehuurd hadden in de buurt van de Chiemsee in Beieren. Weliswaar lag het onderkomen op de eerste etage, maar daar stond tegenover dat we wel een aardig balkon hadden op het Westen, zodat ze elke dag konden genieten van de ondergaande zon achter de bergen in de verte. De prachtige avondkleuren weerspiegelden in het water van de Chiemsee, een groot en langgerekt meer, waar vele watersporters hun el dorado vonden. Ze hadden zich zojuist een wijntje ingeschonken en de meegebrachte tuinstoelen klaargezet. Het paste precies op dat balkonnetje, een klein tafeltje uit de slaapkamer stond tussen de stoelen in. Er bleef nog net ruimte genoeg over om achter de stoelen langs, door de openslaande deuren naar binnen te gaan. Een éénkamerappartement dat ze gehuurd hadden via een vaag reisbureau op de Weteringschans in Amsterdam. De driezitsbank moesten ze 's avonds uitklappen tot bed.
“Nou proost dan maar, Jo,” zei de man.
“Jan santjes, Jaap,” zei ze, “wat zitten we hier lekker, hè.”
Dat vond Jaap ook en hij graaide zonder te kijken in de cellofanen zak met chips. Een vredig tafereeltje zo in de beginnende avondstilte. Jopie wou net even de ogen dichtdoen, toen ze werd gealarmeerd door een geluidje dat steeds dichterbij kwam. En toen ineens, was hij er, de hoornaar, de grote killerwesp met zijn zware bromgeluid. “O god, jezus een moordenaar!!” gilde ze. Ze vloog uit haar stoeltje, dat achterover kantelde tegen de opengeslagen balkondeur, schoot als een pijl uit de boog de kamer in en schoof met een zware dreun de schuifpui dicht. Vanachter het raam schreeuwde ze nog:”Jaap, kijk uit een moordenaar!!!”
“Ach mens, stel je niet aan....voor zo'n klein beessie...hier hup weg ermee...” riep Jaap en hij haalde uit naar de hoornaar. Wat je dus juist niet moet doen als je in de buurt van zo'n beessie bent is uithalen, want daar zijn die beessies niet van gediend. Ook deze niet. In plaats van te vluchten viel hij aan op Jaap, die probeerde opzij te stappen, maar over het hoofd zag dat het balkonnetje vrijwel geheel gevuld was met meubeltjes, waarvan er een achterover lang. Bijna lag ook Jaap achterover, maar hij wist zich staande te houden. Hij schoof het tuinmeubilair zo ver mogelijk naar voren, terwijl de hoornaar een nieuw aanval inzette. “Godsklere, wat een kreng...” riep Jaap.
“O gottegot, jongen toch...”, riep Jo.
Jaap begon wild om zich heen te meppen zonder de hoornaar te raken, waardoor ook bij hem een lichte paniek begon toe te slaan. “ Doe die deur eens open!” riep hij. Achter de glazen deur zag hij de holle angstogen in het gezicht van zijn vrouw. Ze schudde nee met haar hoofd en drukte de deur in het nachtslot. Jaap rende van links naar rechts over het balkon, sloeg op de glazen deur en schreeuwde dat ze open moest doen. Maar Jo durfde dat niet uit angst dat de moordenaar wel eens binnen kon komen. Haar hoofdje bleef maar nee schudden, terwijl ze volledig gebiologeerd naar het rennen van Jaap keek. “Daar!!!”schreeuwde ze,”vlak achter je!!!” Jaap draaide zich bruusk om en zag de horenaar laag in de buurt van zijn blote benen. In een fractie van een seconde was hij op de stoel gesprongen. Wat kan een mens op leeftijd nog snel zijn, als het er om gaat. De hoornaar zag zijn kans schoon en stak hem vlak boven de knie, net onder de pijp van zijn korte zomerbroek. Een wespensteek doet zeer, maar die van een hoornaar is nog wel tien keer erger. Jaap slaakte een doodskreet, probeerde nog verder achteruit te gaan en viel over de rand van het balkon. Een wegstervende schreeuw en een doffe plof bevestigde dat hij was geland in de lage struiken. Een ogenblik was er een tastbare stilte. Achter het veilige glas van de balkondeur stond Jopie aan de grond genageld en slaakte hese hoge gilletjes, terwijl ze met beide handen wapperde alsof ze een opvlieger had. Totaal verstard, als een beeldhouwwerk bleef ze daar staan. Ze stond er nog toen de deur open ging en een grommende Jaap hinkend de kamer inkwam. Hij viel neer op het bed, dat ze uit gemakzucht niet meer tot bank terug hadden gebouwd. Samen bekeken ze zijn been, waarop een lelijke zwelling aan het licht kwam, die steeds maar groter werd. Jaap begon te kermen van pijn en angst. Jopie besloot, eindelijk kordaat, het alarmnummer te bellen dat naast het hoofdeinde van het bed op het nachtkastje lag. “Schnell kommen!! Mein Mann is van balkon nedergedunderd!!” Gelukkig werken die Duitse instanties 'gründlich und pünktlich' en enkele minuten later stond de ambulance voor de deur. Al gauw werd vastgesteld, dat het been van Jaap zo goed als zeker gebroken was. Dus daar ging hij, op de brancard, in sneltreinvaart naar het ziekenhuis van Seebrück. Weg vakantie, weg glaasje wijn bij zonsondergang en vooral weg harmonie tussen man en vrouw, want hij was woedend, zeg maar duivels, op Jopie omdat ze niet had binnengelaten. Hebben ze niet meer met elkaar gesproken, tenminste Jaap niet, want Jopie wist niet waar ze het zoeken moest van de spijt. Ze deed haar uiterste best om het Jaap zoveel mogelijk naar de zin te maken. Dat bleef ze doen, ook toen hij na een nacht hospitaal in de rolstoel weer naar 'huis' mocht. Omdat de vakantie nu toch al verpest was besloten ze terug naar Amsterdam te gaan. De rolstoel mocht hij meenemen en in Amsterdam inleveren, wanneer hij hem niet meer nodig had. En Jopie zich maar uitsloven, koppie thee op bed, biertje op tijd, krantje bij het ontbijt, bakkie koffie als hij zin had...noem maar op of Jopie deed het. Ze vervulde zogezegd al zijn wensen, allen maar om haar nalatigheid goed te maken. Ook toen zijn gips er na zes weken mocht, bleef Jaap in de rolstoel en verzorgde Jopie hem als de sultan van de Weteringdwarsstraat. Je zou zeggen, dat Jaap toch na drie maanden wel weer zou moeten kunnen lopen, maar nee hoor, Jaap niet. Hij wist het te rekken tot een kleine zes maanden voordat Jopie eindelijk argwaan kreeg. Kijk, Jopie is een simpele meegaande en verzorgende vrouw, maar ze heeft ook haar grenzen. En als die grenzen bereikt zijn, berg je dan maar voor diezelfde vrouw. Toen ze eenmaal in de gaten had, dat ze al maandenlang door die zielige mankpoot belazerd was, trok ze haar plan. “We gaan boodschappen doen,” sprak zij op een toon die geen tegenspraak duldde. Toen ze hem zijn jas zwijgend en dreigend had aangedaan plaatste ze zich achter de rolstoel. Jaap voelde de spanning en er groeide een bang gevoel in zijn hoofd. “Mens, wat heb je toch?”vroeg hij nog voordat ze de trap bereikt hadden. “Moet jij eens opletten, wat ik heb”, zei ze met duidelijk ingehouden woede. Boven aan de trap hield ze halt. De traplift, die tijdelijk was geïnstalleerd stond beneden. Ze zuchtte diep en zei:”Zo.... en nou lopen, kreng dat je d'r bent.” Jaap wist niet wat hij hoorde. Zo had ze nog nooit tegen hem gesproken. “Ja maar je kan die lift toch wel even....” Verder kwam hij niet, want hij voelde hoe de rolstoel van achter omhoog getild werd. “Lopen, zeg ik je!!” klonk het snauwend, “Lopen, anders sodemieter ik je met stoel en al de trap af!” Jaap wist niet hoe snel hij de trap af moest rennen, voor zover zijn benen hem konden dragen vanwege de verzwakte spieren,. Maar goed, hij kwam beneden. Jopie volgde met de rolstoel, terwijl hij zijn zere benen stond te wrijven. Ze deed de voordeur open, zette de stoel op straat en ging er in zitten. “Zo,” zei ze ferm,”en nou rijden, rotzak. De komende zes maanden ben ik aan de beurt. Schiet op rijden, anders gil ik de hele buurt bij mekaar!”

“Gut meid, wat heb jij nou?” vroeg de passerende buurvrouw. “ Ik ben in een val getrapt en nou moet ik zes maanden met mijn been omhoog,” zei ze. “ Nou hoe zit het? Douwen we nog of moet ik zes maanden voor de deur blijven zitten?”

Het was me de vakantie wel. Samen waren ze er toch een jaar zoet mee.

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

18-07-2015

Over dit verhaal

soms loopt alles anders dan je dacht

Tags

Insecten Vakantie Wijntje