De Mop

'Haai lieverd.’
‘Hoi poepie! Heb je lekker gewerkt?’
‘Het was weer gezellig vandaag. Karel vertelde nog een mop.’
‘O ja? Laat eens horen!’
‘Het is groot en paars.’
‘Nou?!’
‘Een paars geverfde olifant.’
‘Gnâââh!! Die is goed voor de breiclub! Hee je sloffen en de krant liggen op je voetenbankje. We gaan zo eten okay?’
‘Dat lijkt me een goed plan. Ik sterf van de honger. Waar is Flip?’
‘Flip is met Fikkie aan het spelen in de tuin.’
‘FLIPPIE! Kom eens hier,ik heb een leuke mop voor je.’
‘Ik kom al pa! Vertel op!’
‘Okay, ga er maar eens goed voor zitten. Moet je horen. Ben je er klaar voor?'
'Ik ben er helemaal klaar voor pap!'
'Okee,daar komt ie. Het is groot en paars. Rara?!’
‘Groot en paars… even denken pap. Ehh…’
‘Nou?!’
‘Eh… een gorilla met een paarse onderbroek aan?’
‘Had gekund! Had gekund! Nee een paars geverfde olifant!’
‘O. Ja Inderdaad zeg.Ja leuk hoor paps. Hee ik ga weer met Fikkie spelen, doei!’
‘Wacht even jongen wacht even. Je snapt hem toch wel? EEN PAARS GEVERFDE OLIFANT! Snap je hem niet?’
‘Ja ik snap hem wel pa. Hij is leuk okee? Mag ik nou weer naar de tuin?’
‘Hee jongen! Wat is er met jou aan de hand? Heb je geen gevoel voor humor of zo? Vind je hem niet leuk?’
‘Pap ik lig in een deuk. Tijden niet zo gelachen pap.Fikkie...kom es hier!’
‘Of vind je me niet grappig of zo? Is het omdat IK het vertel?! Bij een ander zou je je zeker rotgelachen hebben! Als de meester die mop had verteld had je zeker in een grotere deuk gelegen hè?’
‘Nee pa! Als de meester hem had verteld was die deuk veel kleiner geweest echt! Had ik er zelfs niks áán gevonden! Ik vind hem gewoon niet zó bijzonder okee? Het ligt niet aan u echt niet!’’
‘Nee maar stiekem wel hè? Jij vind je vader maar een droogkloot zeker! IK BEN ZEKER MAAR EEN GROTE FLAUWE DROOGKLOOT ZEKER?! JIJ SNOTJOCH! PAP IS ZEKER EEN ENORME BOER MET Z’N PAARSE OLIFANT EIGENLIJK HÈ?! KLEINE OPDONDER! STUK VERDRIET! GA NAAR JE NEST NU METEEN JA!’
‘Okay pap okay ik vond hem steengoed! Ik lig in een enorme deuk! Een paarse olifant! Hoe verzint u het! HahahahaaaaaHAHAA!!’
‘Zo mag ik het horen jongen. Vertel hem maar door op school en zeg dat je vader hem verzonnen heeft oké?’
‘Zal ik doen, ik vertel hem aan iedereen pa. Ik beloof het. En als ze niet lachen sla ik ze in elkaar!'
'Zo ken ik je weer mijn zoon.'
'Ik ken ook een mop pap. Mag ik hem vertellen?’
‘Vertel op kerel.’
‘Het is groen en groot. U moet het raden!’
‘Groen en groot? Eh… een grote kikker.’
‘Nee. Een grasveld. WOEHAHAA!’
‘Woehahaa?? Vind je dat woehahaa? Dat heb ik weer hoor. Een zoon zonder een greintje gevoel voor humor. Een grasveld. Nou nou wat moet ik lachen. Poepoe wat is ie leuk. Wat hebben we weer een lol zeg.
‘Sorry pap. Ik bedoelde het goed.’
‘Geeft niet jongen geeft niet. We zijn niet allemaal zo leuk als papa he. Ga maar weer gauw naar buiten met Fikkie spelen hoor.’
‘Okee bedankt pap! Doei!’
‘Zeg schat! Wil jij zo de tafel even dekken, het eten is bijna klaar!’
‘Ja doe ik. Zeg moet je horen lieverd. Een leuke voor de breiclub. Raad eens…het is groen en groot…?!’
‘Ehh...lame denken...een groen geverfde olifant!?’
‘Een grasveld!’
‘O. Juist ja. Nee vind ik niet echt leuk lieverd. Sorry hoor.’
‘Een grote kikker ook goed?’
‘Ja maar zet em dan wel een groene muts op schat.'