De heks van Dorst

Het is van lang geleden dat dit speelde in het arme dorpje Dorst. In Dorst, het dorp te arm en te schraal voor koeien, ze moesten het daar doen met geiten aan een touw die vastzaten aan een houten pin of aan een mager kind.
Ze willen dat in Dorst best nog weten want er staat op een pleintje, dat op een de brink lijkt, (maar niet is) een bronzen beeld van een boertje met geit (nog niet gejat door de koperdieven) maar van de armoe van weleer blijkt niet veel meer. Het dorp is nu eerder een verzameling welstand dan een arm esdorp.
We gaan daarom terug naar de tijd dat de kale Fransen net hun biezen hadden gepakt en dat van Hoogendorp en van Lennep nog langs moesten komen. In die tijd woonde daar in een huisje net buiten het dorp richting Rijen een oude lelijke vrouw, ze was werkelijk niet om aan te zien. Het leek alsof zij met haar gezicht in de modder was gevallen en het daarna gewoon had laten opdrogen. Ze had er wel last van want ze noemde haar niet voor niets 'Ka krab'.
In de tijd van Koning 'Konijn' Lodewijk was zij mooi geweest, zo gaat dat met heksen, kort mooi en heel lang lelijk. De Franse jonker van destijds zou schrikken als hij zijn vriendin uit die tijd nu zou zien.
Maar ja, voorbij is voorbij en Ka leefde sindsdien van de kruiden die zij zocht in het bos, ze maakte er smeerseltjes van en verkocht die als wondermiddel tegen alle kwaaltjes die ook vanzelf overgingen. En geloof is een werkzame stof dat wist Ka want ze maakte een heleboel bombarie bij de verkoop, je zou er bang van worden. Je kunt je voorstellen dat de mensen daarom dachten dat het wel iets heel bijzonders was dat in Ka's potjes zat.
Op een belangrijke dag voor dit verhaal was Ka doende wat plantjes te verzamelen. Ze mompelde altijd in het koeterwaals als zij bezig was vooral als er volk in de buurt was, ze dacht dan, laat ze maar kletsen dat is goed voor de handel.
Maar wat ze ook deed en niet met opzet was niet kijken waar ze liep en zo gebeurde het dat zij echt voorover in de modder viel. Wat ze zei, in kernachtig Dorsts, zal ik maar niet vertalen maar de inhoud kun je wel raden. Nat, koud en vies kwam Ka niet lang daarna in haar huisje geklost en liet zich ongewassen op haar plorrenhoop (bed) vallen.
De volgende morgen, de modder was opgedroogd en Ka werd wakker en ze begon meteen met haar ochtendritueel, krabben.
Krabben, heerlijk krabben dit waren pas korsten die in de rondte vlogen, ze genoot er werkelijk van, je heet Ka krab, of je heet geen Ka krab Maar wat Ka niet in de gaten had was dat niet alleen die modder uit het bos los kwam maar ook al die vieze schilfers die al jaren op haar gezicht zaten. Niet veel later keek ze in de emmer die ze uit put had boven gehaald en zag daar in het water een schommelende schone, een Ka als uit de Franse tijd.
Dit wonder bleef uiteraard niet lang onopgemerkt in het dorp, en zo hoorde ook de pastoor van dit mirakel. Die pastoor was nieuw in Dorst en had niet alleen moeite met het celibaat maar ook met de eindjes aan elkaar knoppen voor zijn kerkje want hij had al wel gemerkt dat het geen vetpot was in Dorst.
Zo kwam hij op een idee, een oud idee, zou hij dit mirakel niet kunnen inpikken voor een hoger doel, het welvaren van de plaatselijke moederkerk.
En zo kwam van het een het ander. De pastoor ging op herderlijk bezoek in het huisje net buiten het dorp, zonder buren dichtbij, zonder te nieuwsgierige blikken en met een 'heks' die nog best het celibaat kon verlichten. Ze konden het wel vinden met elkaar, die twee handelaren in goed geloof en wat ze verder bekokstoofden is nooit hardop gezegd of geboekstaafd.
Maar de zondag daarna zat de schone heks van Dorst wel vooraan in de kerk, waar nog nooit iemand haar had gezien, en de pastoor keek met een warm gevoel op haar neer tijdens zijn preek.
'Hoe schoon, hoe wonderlijk, hoe genadig, zijn toch Godswegen. Hier in ons dorp, ons Dorst is een wonder geschied, een heilige bron is ons geopenbaard. Ziet hoe Karina van Krabbevliet is genezen' en Ka stond op en toonde haar perzikhuidje aan de paf staande parochianen.
De flessen stonden al klaar en vanaf die dag was arm Dorst een goeddraaiend pelgrimsoord met herbergen, uitspanningen, kroegen en andere ontvangstgelegenheden.
Van heinde en verre kwamen puistkoppen, schurftlijders, roosstrooiers, tenenkazers met zweetvoeten en ander onooglijke eczeem patiënten in drommen naar Dorst, allemaal om het perzikhuidje van Ka te bekomen (als het hun zalig was, werd er slim bijgezegd).
Dat huidje moest de pastoor natuurlijk dankbaar zijn en daar gaf hij tot Ka's genoegen geregeld blijk van, ja, zo gaat dat met de bok en de geit.

Guido van Geel

© Copyright guido van geel

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

06-03-2018

Over dit verhaal

'Daar moet op gedronken worden', zei de pastoor en liet de kelk niet aan hem voorbij gaan.

Tags

Guidovangeel