OMGAAN MET (MENSEN MET) MENTALE DEGENERATIE

Ik heb twee zussen (80 en 83) en ze verblijven in een verpleeghuis . Beiden zijn weduwe en beiden onderhouden geheel onvrijwillig een nieuwe relatie met de heer Alzheimer.

Deze heer A. koestert hen met milde herinneringen uit een ver - en vervlogen mooi verleden.
Deze heer A. kwelt hen met wilde verhalen en verwarde denkbeelden tot een vervormde werkelijkheid waardoor ze tijdens een aanvankelijk goed gesprek ineens volledig uit de bocht vliegen. Die irrationaliteit is op dat moment hun werkelijkheid. Tien minuten later kan het al weer heel anders zijn.

Soms is het moeilijk om tijdens het gesprek, het onlogische van de werkelijkheid te onderscheiden. Zelfs de onzin wordt met volle overtuiging gebracht.
Je laat hen praten en praat in hun straatje mee. Je geeft een kus, een knuffel.
Mijn vrouw kan beter met hen praten, als vrouwen onder elkaar. Ik zit er maar bij en voel mij vaak een hark in dit soort situaties.
Het doet zeer om te zien hoe mensen, die je lief en dierbaar zijn, kunnen worden als ze mentaal degenereren, een gestaag en onomkeerbaar afbraakproces van weefsels en hersencellen.

Mij wordt wel eens gevraagd of ik niet bang ben, dat ik ook bezoek krijg van meneer Alzheimer. Ik wil er niet aan denken! Wanneer het zich aandient is het altijd nog vroeg genoeg. Daaraan denkend schiet mij spontaan een lied te binnen:

"Wat de toekomst brengen moge, mij geleid des Heeren hand. Moedig sla ik dus de ogen, naar het onbekende land."

In dat onbekende maar aanlokkende land met al haar beloofde gelukzaligheid, weet ik, dat ik niet meneer Alzheimer zal ontmoeten maar hoop ik op Jezus, die alle menselijke afbraakprocessen teniet doet en de mensen onberispelijk en onkreukbaar maakt.
Dat ligt nu nog verborgen achter de horizon.
Die hoop moet naar een zekerheid groeien en angst en twijfel verdrijven.

© Copyright Gert Pape

Ingezonden door

Gert Pape

Geplaatst op

18-04-2017

Over dit verhaal

de moeiten en acceptatie van dementie

Tags

Dementie