de Monnik en de Maagd

De monnik en de maagd

Broeder Christiaan was op die bewuste dag heel vroeg uit de veren. Vroeger dan gebruikelijk voor de metten en ondanks dat er nu niemand meer over was die zich er om bekommeren zou wanneer hij een gat in de dag zou slapen. De zon scheen voorzichtig, waterig, geheel in harmonie met de stemming waarin hij verkeerde.

Hij begaf zich naar de tuin om aan het werk te beginnen dat nu de meeste aandacht vroeg. Benito begraven.
Precies een jaar geleden hadden ze samen broeder Andreas aan de aarde teruggegeven en hij had nog hoop gehad op nieuwe aanwas. Maar die was niet gekomen, terwijl Benito toch zo zijn best had gedaan om hem niet voortijdig te verlaten.
De tijd van leven is niet aan mensen om te bepalen, zelfs niet aan monniken.

Ze hadden alles overleefd. Stormen, waarbij het dak van de kapel verwoest was zodat zij onder de blote hemel de getijden moesten vieren. Droogte, waardoor de oogst van de gerst mislukte en de bierbrouwerij op zijn gat kwam te liggen en als klap op de vuurpijl een reeks onverklaarbare ziektes, waardoor de toch al kleine congregatie in een jaar tijd werd gehalveerd.
Aan het einde van de rit waren zij overgebleven, de twee zwakste broeders. Zwak van lijf en leden, maar sterk van geest en zij vertrouwden op de tussenkomst van de Heilige Maagd die hen belonen zou voor hun volharding. Zij hadden de proeven doorstaan en de congregatie zou weer nieuw gaan bloeien, daar baden ze elke dag voor.

Nu maakte hij zich zorgen over de kippen en de geitjes. Wat, als hem iets overkwam, dan zouden zij gedoemd zijn de hongerdood te sterven. Het zou misschien wel beter zijn om ze, nu hij er nog toe in staat was, een voor een te laten inslapen, dan stierven zij tenminste in zijn armen.

Maar, stel dat dit de laatste proeve van vertrouwen was en hij het op zou geven? Dan was alles voor niets geweest.
Hij moest gaan bidden, een teken krijgen wat te doen.
Buiten hoorde hij de geitjes mekkeren, de kippetjes druk converseren met de nieuwe dag, het leven ging door, alsof er niets gebeurd was.
De zon brak door. De eerste warme stralen vielen op de rode kastanje in het midden van de kloostertuin. Haar vette lenteknoppen lichtten op als kleine sterren.

Dan zag broeder Christiaan de Heilige Maagd verschijnen, op een wolkje boven de rode kruin, een vlammende troon aan haar voeten. Vanuit het gebroken venster van de kapel zag hij haar gestalte klaar als de dag. Ze had het kindeke Jezus op haar arm. Het zwaaide naar hem.
Drie blaadjes dwarrelden naar beneden, als plengde de oude boom haar tranen voor zijn verdriet. Zijn blik zocht de ogen van Maria, maar daar, precies op de plaats waar eerst het gezicht van de heilige Maagd verschenen was, zat nu een zwarte kraai.

‘Krrrr….krrrr….Krrristiaan!’

© Copyright Natalia de Monte Negra

Ingezonden door

Natalia de Monte Negra

Geplaatst op

10-09-2016

Tags

Hoop Kraai Maria Monnik Visioen